ECLI:NL:CRVB:2022:830
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uwv, die met ingang van 27 september 2018 is vastgesteld op 37,86%. Appellant heeft zich ziek gemeld na een verkeersongeval en heeft een aanvraag ingediend op grond van de Wet WIA. Het geschil betreft de arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv, waarbij appellant betwist dat de functies binnen SBC-code 111180 (productiemedewerker industrie) en SBC-code 111010 (medewerker tuinbouw) passen binnen de in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgestelde beperking op beoordelingspunt 1.9.8, dat stelt dat appellant aangewezen is op werk waarin geen hoog handelingstempo is vereist. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld en dat de functies wel degelijk passend zijn. Appellant wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat de urenomvang van SBC-code 264122 had moeten worden vastgesteld op 18 in plaats van 24 uur. De Raad verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, maar stelt de mate van arbeidsongeschiktheid en de resterende verdiencapaciteit vast op 37,86% en € 1.326,92. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.036,-.