ECLI:NL:CRVB:2023:1002

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
22/2314 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor functies na ziekmelding

In deze zaak heeft appellante, die zich op 9 april 2018 ziek meldde met lichamelijke en psychische klachten, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uwv. Het Uwv had haar Ziektewet-uitkering beëindigd op basis van een beoordeling die concludeerde dat zij meer dan 65% van haar maatmanloon kon verdienen. De rechtbank Overijssel had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellante betwistte in hoger beroep de afwezigheid van meer beperkingen en de geschiktheid van de aan haar geduide functies. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende medische gegevens had en dat een fysiek spreekuurcontact niet noodzakelijk was. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de medische beoordeling zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was voor het aannemen van aanvullende beperkingen. De Raad concludeerde dat de functies die aan appellante waren geduid, medisch geschikt waren en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad wees het verzoek van appellante om een onafhankelijk deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestond over de juistheid van het onderzoek door de verzekeringsarts.

Uitspraak

22/2314 ZW
Datum uitspraak: 25 mei 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 15 juli 2022, 21/436 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L. de Widt, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2022. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. De Widt en vergezeld door een broer. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.K. Affia.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is laatstelijk werkzaam geweest als schoonmaakster. Op 9 april 2018 heeft zij zich ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Het Uwv heeft appellante in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
1.2.
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft het Uwv onderzoek verricht naar de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante. Na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek is bij besluit van 11 april 2019 de ZW-uitkering per 13 mei 2019 beëindigd omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Het bezwaar van appellante tegen het besluit van 11 april 2019 is bij beslissing op bezwaar van 18 september 2019 ongegrond verklaard. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 september 2019. Bij uitspraak van 29 oktober 2020 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit van 18 september 2019 vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 3 december 2020 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellante opnieuw ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 november 2020, een gewijzigde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 10 november 2020 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 27 november 2020 ten grondslag. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft appellante geschikt geacht voor de functies assemblage medewerker electrotechnische producten (SBC-code 267041), samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBCcode 111180). Appellante kan hiermee 100% van haar maatmanloon verdienen.
2. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat het bestreden besluit zorgvuldig is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende toegelicht dat een onderzoek op het spreekuur in dit geval geen meerwaarde heeft, gezien de tijd die is verstreken sinds de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder uitgebreid gemotiveerd dat er geen reden is om meer beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een rapport, naar aanleiding van nieuwe medische gegevens, het standpunt ingenomen dat er geen reden is aanvullende beperkingen op te nemen. De rechtbank volgt het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Omdat de rechtbank niet twijfelt aan de juistheid van de medische beoordeling, is er geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen. Ten aanzien van de ontheffing van de sollicitatieplicht gedurende de Werkloosheidsuitkering heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 11 maart 2022 terecht opgemerkt dat aan deze vrijstelling geen medisch oordeel ten grondslag ligt. De rechtbank stelt vast dat ook voor de vrijstelling van werk op grond van de Participatiewet andere criteria gelden dan voor de vaststelling van arbeidsongeschiktheid op grond van de ZW. Uitgaande van de juistheid van de FML zijn de geduide functies passend. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 27 november 2020 uitgelegd waarom deze functies voor appellante geschikt zijn. De nieuw geduide functies liggen in het verlengde van de eerder geduide functies. Gelet hierop heeft het Uwv geen nieuwe aanzegtermijn hoeven geven.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank het Uwv ten onrechte heeft gevolgd in de stelling dat een onderzoek op het spreekuur bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen meerwaarde heeft gelet op de tijd die is verstreken sinds de datum in geding. De klachten bestaan nog steeds en de verzekeringsarts bezwaar en beroep had hierover een oordeel moeten geven met betrekking tot de ernst van de klachten rond de datum in geding. Dat geldt ook voor de paniekstoornis en agorafobie. Er is geen rekening mee gehouden dat appellante niet naar buiten durft te gaan of in een afgesloten ruimte werken. Dat er nog geen verklaring is gevonden voor de MDL-klachten van appellante betekent niet dat die klachten er niet zijn. Er is geen rekening gehouden met de relatie tussen de psychische klachten en de in het huisartsjournaal genoemde diagnose hidradenitis suppurativa. Wat betreft de vrijstelling van de sollicitatieverplichting wilde appellante aan de rechtbank aangeven dat hiertoe niet licht wordt besloten. Ook de nieuw geduide functies zijn niet passend. Appellante verzoekt de Raad een onafhankelijk deskundige (psychiater of verzekeringsarts) te benoemen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen. Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit (zie de uitspraak van de Raad van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920).
4.2.1.
De Raad volgt het oordeel van de rechtbank. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft kunnen afzien van een fysiek spreekuurcontact. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beschikking had over voldoende medische gegevens en appellante door de primaire verzekeringsarts kort voor de datum in geding is gezien en hij een uitgebreid lichamelijk en psychisch onderzoek heeft verricht, en gelet op het tijdsverloop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep kunnen volstaan met een dossierstudie.
4.2.2.
De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft toegelicht dat er geen reden is om meer beperkingen aan te nemen. Voor zover de klachten van appellante geobjectiveerd zijn, zijn er beperkingen voor aangenomen. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij meer of anders beperkt is dan is vastgelegd in de FML. De stelling van appellante dat zij vanwege de paniekstoornis en agorafobie eigenlijk helemaal niet naar buiten kan, is niet onderbouwd met objectieve medische stukken. De lichamelijke klachten, waaronder ook de darmklachten, zijn door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onderzocht en meegewogen in de beoordeling. De diagnose hidradenitis suppurativa, die in mei 2020 is gesteld, geeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding tot het aannemen van meer beperkingen op 13 mei 2019. Bij het onderzoek door de primaire verzekeringsarts worden geen klachten aangegeven en zijn geen actieve ontstekingen gemeld. Dat appellante, zoals zij ter zitting heeft aangevoerd, diverse malen is geopereerd, leidt niet tot meer beperkingen op de datum in geding. Ook wordt appellante niet gevolgd in haar stelling dat haar psychische beperkingen zijn onderschat. Met de informatie van PuntP van 18 maart 2019 is rekening gehouden door de (aanvullende) beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. De medische stukken uit 2011, 2012 en 2013 die appellante in hoger beroep heeft ingebracht, leiden niet tot een ander standpunt. Die stukken dateren van ruim voor de datum in geding.
4.2.3.
Het verzoek van appellante om een onafhankelijk deskundige te benoemen wordt niet ingewilligd. De Raad heeft onvoldoende twijfel aan de juistheid van het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
4.3.
De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante.
4.4.
De overwegingen in 4.2 en 4.3 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van A.L.K. Dagmar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2023.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) A.L.K. Dagmar