ECLI:NL:CRVB:2023:1003
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische en arbeidskundige grondslag van de WIA-uitkering in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die zich ziek had gemeld vanwege depressieve klachten, had een WGA-vervolguitkering ontvangen op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had deze uitkering beëindigd, omdat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts heeft de belastbaarheid van de appellant vastgesteld en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reden is om aan de juistheid van deze vaststelling te twijfelen. De appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald, maar de Raad komt tot de conclusie dat de argumenten van de appellant niet onderbouwd zijn met medische gegevens. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor de appellant.
De Raad wijst erop dat de appellant zijn stellingen over de arbeidsongeschiktheid en de geschiktheid van de functies niet voldoende heeft onderbouwd. De Raad concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.