ECLI:NL:CRVB:2023:1021
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de belastbaarheid van appellant in het kader van de Ziektewet na ziekteverzuim
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die als assemblagemedewerker werkte, had zich op 16 september 2019 ziek gemeld en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 5 februari 2021 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat zijn medische beperkingen te licht waren ingeschat.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat het bestreden besluit van het Uwv niet zorgvuldig was voorbereid, omdat er geen hoorzitting had plaatsgevonden. De rechtbank vernietigde het besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid. De Raad bevestigde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de medische klachten van appellant, waaronder hoge bloeddruk, en dat de FML adequaat was aangepast.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het Uwv en de rol van medische beoordelingen in het kader van de Ziektewet.