ECLI:NL:CRVB:2023:1022
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verhoging WAO-uitkering wegens hulpbehoevendheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn aanvraag voor verhoging van de WAO-uitkering af te wijzen. Appellant, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), verzocht om een verhoging van zijn uitkering tot 85% vanwege hulpbehoevendheid. Het Uwv had de aanvraag afgewezen op basis van een medisch onderzoek waaruit bleek dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor verhoging. De rechtbank Limburg had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld, waaronder zijn medische situatie en de noodzaak voor hulp bij dagelijkse levensverrichtingen. Appellant heeft gesteld dat hij door zijn medische aandoeningen, waaronder een amputatie en COPD, afhankelijk is van hulp van derden. Echter, de Raad oordeelt dat het Uwv op goede gronden heeft vastgesteld dat appellant niet voldoet aan het criterium van 'medische noodzaak tot geregelde handreiking door derden'. De Raad onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwing bieden voor de afwijzing van de aanvraag.
De Raad bevestigt dat appellant op de datum van belang niet in een blijvende toestand van hulpbehoevendheid verkeerde die geregelde oppassing en verzorging vereiste. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.