ECLI:NL:CRVB:2023:11
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, die zich op 2 november 2018 ziek meldde, ontving een Ziektewet (ZW) uitkering na haar dienstverband dat eindigde op 1 april 2019. Het Uwv beëindigde haar uitkering per 2 december 2019, omdat zij in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij de medische beoordeling van het Uwv als zorgvuldig beschouwde.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte een medisch oordeel heeft gegeven en dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening heeft gehouden met haar klachten, waaronder PTSS. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de psychische klachten van appellante adequaat hebben beoordeeld. De Raad heeft bevestigd dat de diagnose PTSS niet bepalend is voor de vraag of appellante arbeidsongeschikt is en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor haar. De uitspraak van de rechtbank is dan ook bevestigd, en het hoger beroep van appellante is afgewezen.