ECLI:NL:CRVB:2023:1396
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van maatschappelijke ondersteuning voor boodschappen op basis van de Wmo 2015
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de vraag behandeld of het college van burgemeester en wethouders van Den Haag naast de al verleende ondersteuning ook maatschappelijke ondersteuning had moeten bieden voor het doen van boodschappen aan appellante. Appellante, die bekend is met psychische en lichamelijke klachten, had een aanvraag ingediend voor ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college had eerder een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning verstrekt, maar weigerde aanvullende ondersteuning voor boodschappen, omdat appellante gebruik kan maken van een boodschappendienst.
De Raad oordeelt dat het college terecht geen maatschappelijke ondersteuning heeft verstrekt. Appellante heeft niet onderbouwd dat de boodschappendienst voor haar geen optie is. Het procesdossier biedt geen aanknopingspunten voor haar stelling dat zij niet in staat is om hulp van bekenden in te schakelen voor het doen van boodschappen. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de boodschappendienst een passende bijdrage levert en dat appellante in staat is om hulp van haar buurman of familie in te schakelen.
De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 20 juli 2023 door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met B.J. van de Griend als voorzitter en A. van Gijzen en J.C. Boeree als leden.