Op 2 augustus 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante had zich ziekgemeld op 7 januari 2020 en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Het Uwv beëindigde haar ziekengeld per 18 maart 2021, omdat zij in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 december 2020 vastgelegde beperkingen. Appellante voerde in hoger beroep aan dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom geen urenbeperking van toepassing zou zijn en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar een mogelijke stoornis in de energiehuishouding. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de ZW-uitkering had beëindigd, omdat er geen objectieve aanleiding was voor een urenbeperking en de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen medisch geschikt waren voor appellante. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.