Uitspraak
PROCESVERLOOP
.Betrokkene heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 27 oktober 2020 (bestreden besluit) bij zijn eerdere beslissing gebleven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) door het college van burgemeester en wethouders van Hilversum. Betrokkene, die in 2022 is overleden, had een aanvraag ingediend voor een keukenaanpassing, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat betrokkene het rapport van een ergonomisch onderzoek had geblokkeerd, waardoor het college niet in staat was om te beoordelen of de kritiek van betrokkene op het onderzoek terecht was. De Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met haar medewerkingsverplichting, wat heeft geleid tot de conclusie dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.
De procedure begon met een besluit van het college op 19 november 2019, waarin de aanvraag van betrokkene werd afgewezen. Na bezwaar en een bestreden besluit van 27 oktober 2020, waarin het college zijn eerdere beslissing handhaafde, heeft betrokkene beroep ingesteld. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 15 juni 2023 heeft de Raad de zaak behandeld, waarbij de echtgenoot van betrokkene, als enig erfgenaam, de procedure voortzette.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat zonder het ergonomisch onderzoek niet kan worden vastgesteld of de aanvraag voor een maatwerkvoorziening terecht was afgewezen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college blijft in stand. Er is geen verzoek gedaan om proceskostenvergoeding, en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.