ECLI:NL:CRVB:2023:1530

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
21/4012 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • NCC
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening Wmo 2015 na blokkade rapport ergonomisch onderzoek

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) door het college van burgemeester en wethouders van Hilversum. Betrokkene, die in 2022 is overleden, had een aanvraag ingediend voor een keukenaanpassing, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat betrokkene het rapport van een ergonomisch onderzoek had geblokkeerd, waardoor het college niet in staat was om te beoordelen of de kritiek van betrokkene op het onderzoek terecht was. De Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met haar medewerkingsverplichting, wat heeft geleid tot de conclusie dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.

De procedure begon met een besluit van het college op 19 november 2019, waarin de aanvraag van betrokkene werd afgewezen. Na bezwaar en een bestreden besluit van 27 oktober 2020, waarin het college zijn eerdere beslissing handhaafde, heeft betrokkene beroep ingesteld. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 15 juni 2023 heeft de Raad de zaak behandeld, waarbij de echtgenoot van betrokkene, als enig erfgenaam, de procedure voortzette.

De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat zonder het ergonomisch onderzoek niet kan worden vastgesteld of de aanvraag voor een maatwerkvoorziening terecht was afgewezen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college blijft in stand. Er is geen verzoek gedaan om proceskostenvergoeding, en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

21/4012 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 5 oktober 2021, 20/4459 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven en/of rechtverkrijgenden van [betrokkene] , laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Hilversum (college)
Datum uitspraak: 27 juli 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 19 november 2019 heeft het college de aanvraag van [betrokkene] (betrokkene) voor een keukenaanpassing afgewezen
.Betrokkene heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 27 oktober 2020 (bestreden besluit) bij zijn eerdere beslissing gebleven.
Betrokkene heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Betrokkene is overleden. Haar echtgenoot, [erfgenaam] enig erfgenaam van betrokkene, heeft laten weten dat de procedure wordt voorgezet.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 15 juni 2023. [erfgenaam] is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door E. Diepenbroek.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak gaat het om de vraag of het college de aanvraag van betrokkene voor een keukenaanpassing terecht heeft afgewezen. De Raad komt tot de conclusie dat deze afwijzing terecht is. Betrokkene heeft het rapport van het ergonomisch onderzoek geblokkeerd, zodat het college daarvan niet op de hoogte kon zijn. In dit geval leidt dat tot de conclusie dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met haar medewerkingsverplichting. Het gevolg daarvan is dat het college niet heeft kunnen vaststellen of een maatwerkvoorziening zou moeten worden getroffen, en zo ja, welke.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Betrokkene, geboren in 1961 en overleden in 2022, was bekend met verschillende lichamelijke aandoeningen. Zij ondervond daardoor beperkingen bij haar zelfredzaamheid. Betrokkene heeft op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een aanvraag gedaan voor een maatwerkvoorziening bestaande uit een vergoeding voor het aanpassen van haar keuken. Vervolgens heeft zij haar oude keuken laten vervangen door een nieuwe keuken.
1.2.
In het besluit van 19 november 2019 heeft het college haar aanvraag afgewezen.
1.3.
Tijdens de bezwaarprocedure heeft het college besloten om nader onderzoek te laten verrichten door Argonaut Advies (Argonaut). Argonaut heeft een medisch en ergonomisch onderzoek verricht.
1.4.
In het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 19 november 2019 ongegrond verklaard. Het college heeft – samengevat – het volgende standpunt ingenomen. Naast een medisch onderzoek was een ergonomisch onderzoek nodig om te bepalen of een maatwerkvoorziening zou moeten worden getroffen voor betrokkene, en zo ja, welke. Betrokkene heeft het rapport van het ergonomisch onderzoek echter geblokkeerd. Als reden voor het blokkeren is vermeld dat de onderzoeker ten onrechte is uitgegaan van de nieuwe situatie in plaats van de oude situatie. Doordat het rapport van het onderzoek is geblokkeerd, is de juistheid van de stelling van betrokkene niet te beoordelen. Dit komt voor rekening en risico van betrokkene. Op grond van artikel 2.3.8, derde lid, van de Wmo 2015 is betrokkene verplicht de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van die wet. Het niet verlenen van die medewerking kan het college aanleiding geven om een maatwerkvoorziening niet te verstrekken. Nu de uitkomst van het ergonomisch onderzoek niet kenbaar is, is niet komen vast te staan of een maatwerkvoorziening zou moeten worden getroffen voor betrokkene, en zo ja, welke. Gelet hierop is de aanvraag van betrokkene voor een keukenaanpassing terecht afgewezen.
De uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft – samengevat – het volgende overwogen. Betrokkene heeft het standpunt van het college dat een ergonomisch onderzoek nodig was voor een goede beoordeling van de door haar gewenste maatwerkvoorziening niet betwist. Betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat het college hierover ook zonder dit onderzoek had kunnen beslissen. Nu betrokkene het rapport van het onderzoek heeft geblokkeerd, kon het college niet beoordelen of de kritiek van betrokkene op het onderzoek terecht was. Betrokkene had contact kunnen opnemen met het college over het onderzoek alvorens gebruik te maken van haar blokkeringsrecht. Betrokkene heeft dat niet gedaan. Gezien het voorgaande heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met haar medewerkingsverplichting. Het college heeft de aanvraag van betrokkene voor een keukenaanpassing dan ook terecht afgewezen.
Het standpunt van betrokkene
3.1.
Betrokkene is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Betrokkene heeft namelijk meegewerkt aan alle onderzoeken. Betrokkene heeft het rapport van het ergonomisch onderzoek geblokkeerd, omdat Argonaut, in strijd met de onderzoeksopdracht van het college, te kennen had gegeven dat hij bij zijn onderzoek alleen de nieuwe keuken en niet de oude keuken kon betrekken. Hierdoor kon Argonaut niets zeggen over de effectiviteit van de aanpassingen aan de keuken. Betrokkene heeft Argonaut gevraagd om zijn onderzoek uit te breiden conform de onderzoeksopdracht. Argonaut was daartoe echter niet bereid. Betrokkene heeft de briefwisseling hierover met Argonaut overgelegd.
Het standpunt van het college
3.2.
Het college is het eens met de uitspraak van de rechtbank.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad is het volledig eens met het oordeel van de rechtbank. De Raad onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. In wat in hoger beroep is aangevoerd, heeft de Raad geen steun gevonden om tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen. Zonder de inhoud van het ergonomisch onderzoek te kennen, is niet te beoordelen of de kritiek op dat onderzoek terecht is. Ook uit de overgelegde briefwisseling kan dit niet worden opgemaakt.
Conclusie en gevolgen
4.2.
Het hoger beroep slaagt dan ook niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het besluit van het college om de aanvraag van betrokkene voor een keukenaanpassing af te wijzen in stand blijft.
5. Niet is gevraagd om een vergoeding van de proceskosten. Als daarom wel was gevraagd, had Nijman dit gezien het voorgaande niet gekregen. Nijman krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalenvan Bekkum als voorzitter en A. van Gijzen en K.H. Sanders als leden, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2023.
(getekend) M.A.H. van Dalenvan Bekkum
(getekend) M. Dafir