ECLI:NL:CRVB:2023:1543

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
22 / 32 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag woningaanpassing op basis van Wmo 2015

Op 9 augustus 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een aanvraag van appellante voor woningaanpassingen, waaronder een in hoogte verstelbare wastafel en elektrische schuifdeuren, die door het college van burgemeester en wethouders van Venlo was afgewezen. De Raad oordeelde dat het college ten onrechte had gesteld dat de gevraagde voorzieningen al eerder waren toegekend. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de Raad besloot om zelf in de zaak te voorzien. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en het besluit van het college, en kende appellante de gevraagde maatwerkvoorzieningen toe. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.348,- bedragen, en het griffierecht van € 185,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak van de woningaanpassingen voor appellante, die in verband met haar gezondheidssituatie afhankelijk is van deze voorzieningen.

Uitspraak

22.32 WMO15

Datum uitspraak: 9 augustus 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 9 november 2021, 21/2101 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Venlo (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.D. van Alphen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2023. De vader van appellante, [naam] , is verschenen, bijgestaan door mr. Van Alphen en mr. M.J. Weersch. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.I.K. Selen-Boers en M.W.B.M. van Mook.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante wenst in verband met haar gezondheidssituatie in aanmerking te komen voor een woningaanpassing, bestaande uit een slaapkamer en natte cel op de begane grond en een woning die volledig rolstoel toe- en doorgankelijk is.
1.2.
Voor een woningaanpassing op de eerste verdieping heeft het college bij besluit van 7 september 2016 aan appellante een financiële tegemoetkoming op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) verstrekt ter hoogte van € 45.289,25. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 16 januari 2017 heeft het college het besluit van 7 september 2016 herzien. Het college heeft ingestemd met een aanbouw, inclusief de aanleg van een liftschacht. Het college heeft aan appellante een financiële tegemoetkoming ter hoogte van in totaal € 68.800,- verstrekt. Tegen dit besluit van het college heeft appellante geen rechtsmiddel aangewend.
1.4.
Op 13 februari 2020 heeft appellante een melding gedaan voor een woningaanpassing op hetzelfde adres. Appellante vraagt onder meer een in hoogte verstelbare wastafel en domotica.
1.5.
Bij besluit van 21 januari 2021 heeft het college de aanvraag voor een maatwerkvoorziening voor woningaanpassing afgewezen. Het college heeft daarbij overwogen dat appellante eerder in aanmerking is gebracht voor een financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing. Voor de voorzieningen die appellante aanvraagt is reeds een vergoeding verstrekt. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.6.
Bij besluit van 29 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar voor zover hier van belang ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep voor zover dat betrekking had op de in hoogte verstelbare wastafel en de elektrische schuifdeuren ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij wil in aanmerking komen voor een in hoogte verstelbare wastafel en elektrische schuifdeuren. Volgens appellante is de rechtbank er ten onrechte van uitgegaan dat de in hoogte verstelbare wastafel al was begrepen in de eerdere toekenning. Ook de elektrische schuifdeuren zijn niet eerder toegekend. Appellante is aangewezen op elektrische schuifdeuren tussen de slaapkamers en de badkamer.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de eerder toegekende financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing ook het realiseren van een in hoogte verstelbare wastafel bevat en of elektrische schuifdeuren tussen de badkamer en de slaapkamers noodzakelijk zijn of dat kan worden volstaan met elektrische deuropeners.
In hoogte verstelbare wastafel
4.2.
Niet in geschil is dat het besluit van 16 januari 2017 is gebaseerd op een herzien programma van eisen (pve) en een zogenoemde tweede offerte. In het herziene pve is de in hoogte verstelbare wastafel opgenomen. Bij het verzoek van het college om offertes op te vragen is opgenomen dat de offertes moeten voldoen aan het gestelde in het programma van eisen. De tweede offerte bevat een rubriek ‘cv/sanitair’ waarin het volgende is opgenomen:
  • toilet
  • wastafel
  • douche/bad
  • verwarming
  • aan- en afvoeren
Het geoffreerde bedrag voor de hele rubriek cv/sanitair bedraagt € 5.500,- inclusief BTW.
4.3.
Ter zitting heeft appellante onweersproken gesteld dat een in hoogte verstelbare wastafel ongeveer € 2.200,- kost. In de offerte is slechts een “wastafel” opgenomen en niet een “in hoogte verstelbare wastafel”. Voorts is het voor de hele rubriek cv/sanitair geoffreerde bedrag gelet op de kosten van een in hoogte verstelbare wastafel zodanig laag, dat daarin het realiseren van een in hoogte verstelbare wastafel niet kan zijn meegenomen. Dit betekent dat het college de aanvraag van appellante ten onrechte heeft afgewezen op de grond dat de gevraagde voorziening al eerder was toegekend. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Elektrische schuifdeuren
4.4.
In het herziene pve waarop het besluit van 16 januari 2017 is gebaseerd staat onder meer: “De ouderslaapkamer, slaapkamer en natte cel dienen met elkaar in verbinding te staan (elektrische schuifdeur tussen slaapkamer en natte cel; deze neemt de minste ruimte in beslag)”. In de tweede offerte wordt de elektrische schuifdeur niet genoemd. Deze offerte bevat een rubriek ‘electro’ waarin het volgende is opgenomen:
  • lampen
  • wandcontactdozen
  • meterkast
  • brand/rookmelders
  • deuropeners
4.5.
In het besluit van 16 januari 2017 heeft het college onder meer het volgende overwogen: “Voor ons staat vast dat er woningaanpassingen noodzakelijk zijn zodat uw dochter zolang als mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. Dit in lijn met het aangepaste eisenpakket.” Het aangepaste eisenpakket is het hiervoor genoemde herziene pve. Hieruit blijkt dat het college, anders dan het ter zitting heeft gesteld, destijds de noodzaak van de elektrische schuifdeuren heeft vastgesteld. In de tweede offerte ontbreken echter de elektrische schuifdeuren. De bij besluit van 16 januari 2017 toegekende financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing bevat dan ook niet het realiseren van elektrische schuifdeuren. Dit betekent dat het college de aanvraag van appellante ten onrechte heeft afgewezen. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Conclusie
4.6.
Uit wat in 4.2 tot en met 4.5 is overwogen volgt dat het hoger beroep slaagt. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak zal worden vernietigd voor zover aangevochten. De Raad zal het beroep gegrond verklaren en aangevallen uitspraak vernietigen voor zover deze betrekking heeft op een in hoogte verstelbare wastafel en elektrische schuifdeuren. De Raad zal het bestreden besluit, voor zover dat betrekking heeft op een in hoogte verstelbare wastafel en elektrische schuifdeuren, eveneens vernietigen.
4.7.
De Raad ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het op dezelfde ondeugdelijke grondslag als het bestreden besluit berustende besluit van 21 januari 2021, voor zover dat betrekking heeft op een in hoogte verstelbare wastafel en elektrische schuifdeuren, te herroepen. Nu het college de noodzaak van de in het herziene pve omschreven woningaanpassingen heeft onderschreven zal de Raad zelf op deze aanvraag beslissen en aan appellante een maatwerkvoorziening toekennen in de vorm van een in hoogte verstelbare wastafel en elektrische schuifdeuren tussen de ouderslaapkamer, slaapkamer en natte cel, conform het herziene pve.
5. Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 1.674,- (2 punten) in beroep en op € 1.674,- (2 punten) in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 29 juni 2021 voor zover dat betrekking heeft op een in hoogte verstelbare wastafel en elektrische schuifdeuren;
  • herroept het besluit van 21 januari 2021 voor zover dat betrekking heeft op een in hoogte verstelbare wastafel en elektrische schuifdeuren;
  • kent aan appellante een maatwerkvoorziening toe in de vorm van een in hoogte verstelbare wastafel en elektrische schuifdeuren tussen de ouderslaapkamer, slaapkamer en natte cel, conform het herziene pve, en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 29 juni 2021;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.348,-;
  • bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en J. Brand en K.H. Sanders als leden, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2023.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt