In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de intrekking van de WW-uitkering van appellant door het Uwv. De Raad bevestigt dat het Uwv terecht de WW-uitkering van appellant heeft ingetrokken, de al betaalde uitkering heeft teruggevorderd en een boete heeft opgelegd. Appellant had het Uwv niet geïnformeerd over zijn werkzaamheden als zelfstandige, wat in strijd is met zijn inlichtingenplicht. Appellant stelde dat hij niet goed geïnformeerd was over welke informatie hij moest verstrekken en dat het Uwv hem ten onrechte geen cautie had gegeven. De Raad oordeelt dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen welke informatie hij moest aanleveren, en dat het gesprek met de werkcoach geen verhoor was dat een cautie vereiste. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het Uwv voldoende informatie had om de boete op te leggen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de intrekking van de WW-uitkering, de terugvordering van de uitkering en de boete in stand blijven. Appellant krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet terugbetaald.