Uitspraak
PROCESVERLOOP
ZW-uitkering gehandhaafd.
mr. J.W. van Schaik.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
10 januari 2020 heeft beëindigd. Volgens appellant was hij toen door zijn medische beperkingen niet in staat om passende functies te verrichten, zodat hij onveranderd recht heeft op een ZW-uitkering. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd.
Inleiding
10 december 2018 heeft hij zich ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Het Uwv heeft appellant een uitkering op grond van de ZW toegekend. In het kader van een zogeheten eerstejaars ZW-beoordeling heeft appellant het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellant belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
7 november 2019. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor zijn laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellant functies geselecteerd. Het Uwv heeft bij besluit van 25 november 2019 de ZW-uitkering van appellant met ingang van 10 januari 2020 (datum in geding) beëindigd, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Appellant heeft tegen het besluit van 25 november 2019 bezwaar gemaakt.