ECLI:NL:CRVB:2023:1611

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
22/3330 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergoeding ambulancevervoer op grond van de Wubo wegens gebrek aan medische noodzaak

In deze zaak heeft appellante, erkend als burgeroorlogsslachtoffer, een aanvraag ingediend voor vergoeding van de kosten van ambulancevervoer na een val in haar instelling. De aanvraag werd afgewezen door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, omdat de kosten niet medisch noodzakelijk zouden zijn in verband met haar psychische klachten en gebitsklachten. Appellante heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de afwijzing terecht was. De Raad concludeert dat de gevraagde vergoeding alleen kan worden toegekend als het ambulancevervoer noodzakelijk is vanwege de oorlogsinvaliditeit van appellante. De Raad heeft vastgesteld dat de oorzaak van de val onbekend is en dat er geen bewijs is dat de val het gevolg was van de psychische klachten van appellante. De omgekeerde bewijslast uit de Wubo is niet van toepassing, omdat de val niet kan worden aangemerkt als veroorzaakt door het oorlogsgeweld. De Raad verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de aanvraag.

Uitspraak

22/3330 WUBO
Datum uitspraak: 17 augustus 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 6 mei 2022 heeft verweerder de aanvraag voor een voorziening voor (de eigen bijdrage van) ambulancevervoer op grond van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 19401-1945 (Wubo) afgewezen.
Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt maar verweerder is bij besluit van 14 september 2022, kenmerk BZ011510607 (bestreden besluit), bij de afwijzing gebleven.
Namens appellante heeft mr. D.I.N. Levinson-Arps, advocaat, tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 juli 2023. Namens appellante is verschenen mr. Levinson-Arps. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Leurink-Ofman
.

OVERWEGINGEN

Samenvatting
Appellante heeft in januari 2022 bij verweerder een aanvraag gedaan om toekenning om vergoeding van de kosten (van de eigen bijdrage) voor ambulancevervoer.
Totstandkoming van het bestreden besluit.
1. Bij de beoordeling van het beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante is in 2012 op grond van psychische invaliditeit erkend als burgeroorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. Als oorlogsgeweld is erkend dat appellante tijdens de Japanse bezetting op verschillende plaatsen internering heeft ondergaan. Appellante ontvangt naast de toeslag ter verbetering van de levensomstandigheden verschillende voorzieningen op grond van de Wubo. Sinds 26 oktober 2020 verblijft zij in de instelling [naam instelling] in [plaatsnaam] . In 2022 heeft verweerder alsnog aanvaard dat de gebitsklachten van appellante in verband staan met het ondergane oorlogsgeweld.
1.2.
Appellante is in de instelling waar zij verblijft op 29 september 2021 gevallen. In verband met het vermoeden van een gebroken heup is zij naar het ziekenhuis vervoerd. Dat heeft appellante aanleiding gegeven om in januari 2022 bij verweerder een aanvraag in te dienen om de kosten van ambulancevervoer te vergoeden.
1.3.
Met een besluit van 6 mei 2022 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De bezwaren van appellante daartegen zijn door verweerder bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich daarbij op het strandpunt gesteld dat een voorziening voor ambulancevervoer niet kan worden toegewezen, omdat deze voorziening in verband met de psychische klachten en gebitsklachten niet medisch noodzakelijk is. In dat verband is overwogen dat het niet aannemelijk is te maken dat de val het gevolg was van de oorlogsgerelateerde psychische klachten.
Het oordeel van de Raad
2.1.
De Raad beoordeelt of verweerder terecht de aanvraag om vergoeding van de kosten (van de eigen bijdrage) voor ambulancevervoer heeft afgewezen. Hij doet dit aan de hand van argumenten die appellante in beroep heeft aangevoerd.
2.2.
De Raad komt tot het oordeel dat het beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3.
Artikel 32 van de Wubo geeft de mogelijkheid een vergoeding toe te kennen voor extra, ten laste van het burger-oorlogsslachtoffer blijvende, kosten van voorzieningen die noodzakelijk zijn door of in verband met zijn oorlogsinvaliditeit. Dat betekent dat de gevraagde vergoeding alleen kan worden toegekend als het ambulancevervoer voor appellante noodzakelijk is geweest vanwege haar psychische oorlogsinvaliditeit of de gebitsklachten.
2.4.
De reden voor het inroepen van de ambulance is weliswaar legitiem, namelijk het vermoeden van een heupfractuur na een val, maar daarmee is nog niet voldaan aan de vereiste medische noodzaak als onder 2.2 genoemd. Hiervoor moet worden gekeken naar de oorzaak van de val. Hierover is niets bekend; niemand anders was bij de val aanwezig, zodat de toedracht van de val onduidelijk is gebleven. Voor het betoog dat de psychische klachten van appellante hebben geleid tot haar val zijn geen aanknopingspunten aanwezig. Evenmin kan het betoog worden gevolgd dat de bij appellante vastgestelde katatonie of Parkinson tot de val hebben geleid. De geriater [naam] of een verpleegarts hebben zich ook niet uitgelaten over een medische oorzaak van de val.
2.5.
Namens appellante is nog een beroep gedaan op de zogenoemde omgekeerde bewijslast, neergelegd in artikel 2, tweede lid, van de Wubo. Aangevoerd is dat omdat de oorzaak van de val onbekend is, de val moet worden geacht door het oorlogsgeweld te zijn veroorzaakt. Dit betoog slaagt niet. De omgekeerde bewijslast heeft alleen betrekking op aandoeningen waarvoor niet duidelijk een andere oorzaak dan het oorlogsgeweld is aan te wijzen. [1] Met de omgekeerde bewijslast is het niet mogelijk om een bepaalde gebeurtenis (zoals hier het vallen) onder de werking van de Wubo te brengen.
Conclusie en gevolgen
3. Het beroep slaagt niet. Dat betekent dat de afwijzing van het verzoek om toekenning van een vergoeding voor (de eigen bijdrage van) ambulancevervoer in stand blijft.
4. Appellant krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond
.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2023.
(getekend) H. Lagas
(getekend) L.C. van Bentum

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 juni 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD4126.