ECLI:NL:CRVB:2023:1881
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing Uwv met betrekking tot proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. L.A.M. van der Geld, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een gewijzigde beslissing op bezwaar van 17 januari 2023, waarbij het Uwv aan het bezwaar van appellante tegemoet is gekomen. Op 15 februari 2023 heeft appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens de proceskosten in hoger beroep beoordeeld.
De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. Aangezien het Uwv al had besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase en de rechtbank eerder al een veroordeling in de proceskosten had uitgesproken, was de Raad enkel nog bevoegd om te beslissen over de proceskosten in hoger beroep. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 837,- voor het indienen van het beroepschrift, en daarnaast moet het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van € 136,- vergoeden.
De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, met J.M. Labage als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.