ECLI:NL:CRVB:2023:1945
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaarschrift inzake maatwerkvoorziening WMO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep ongegrond heeft verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het bezwaarschrift van appellante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarin een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 werd verstrekt, niet-ontvankelijk was. Dit besluit was genomen op 29 juni 2020 en de termijn voor het indienen van bezwaar verstreek op 11 augustus 2020. Appellante diende haar bezwaarschrift pas op 7 oktober 2020 in, wat resulteerde in een termijnoverschrijding die volgens de rechtbank niet verschoonbaar was.
In hoger beroep heeft appellante haar eerdere gronden herhaald, maar geen nieuwe argumenten aangedragen. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. De Raad stelt vast dat appellante, ondanks dat zij op de hoogte was van de maatwerkvoorziening, niet binnen de wettelijke termijn heeft gereageerd. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om de ontvankelijkheid van het bezwaar anders te beoordelen dan de rechtbank heeft gedaan. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.