ECLI:NL:CRVB:2023:2068

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
21/2257 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv

Op 8 november 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/2257 WIA. Deze uitspraak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep door de appellant, die werd vertegenwoordigd door mr. M. Shaaban. De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en had op 17 april 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar ontvangen. Na deze beslissing heeft de appellant op 6 juli 2023 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de appellant, waardoor de intrekking van het beroep gerechtvaardigd was. De Raad heeft vervolgens de kosten die de appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep beoordeeld. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op €2.909,80, inclusief kosten voor rechtsbijstand en medische informatie. Daarnaast is het Uwv verplicht om het door de appellant betaalde griffierecht van €134,- te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van griffier M.D.F. de Moor, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Deze uitspraak is van belang voor de toepassing van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die de mogelijkheid bieden tot proceskostenveroordeling bij intrekking van het beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 november 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 mei 2021, 19/4700 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft op 10 oktober 2022 tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2022:2164.
Op 17 april 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 6 juli 2023 heeft mr. M. Shaaban, opvolgend gemachtigde, namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft op 31 juli 2023 medegedeeld geen bezwaren te hebben tegen de gevraagde proceskostenvergoeding.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 17 april 2023 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op €1.194,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting) en €1.674,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het
hoger beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) voor verleende rechtsbijstand, en €41,80 voor opgevraagde medische informatie. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding €2.909,80.
Ook dient het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.
De rechtbank heeft al bepaald dat de proceskosten in beroep vergoed moeten worden alsmede het in beroep betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.909,80;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van €134,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) M.D.F. de Moor