Op 8 november 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/2257 WIA. Deze uitspraak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep door de appellant, die werd vertegenwoordigd door mr. M. Shaaban. De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en had op 17 april 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar ontvangen. Na deze beslissing heeft de appellant op 6 juli 2023 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de appellant, waardoor de intrekking van het beroep gerechtvaardigd was. De Raad heeft vervolgens de kosten die de appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep beoordeeld. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op €2.909,80, inclusief kosten voor rechtsbijstand en medische informatie. Daarnaast is het Uwv verplicht om het door de appellant betaalde griffierecht van €134,- te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van griffier M.D.F. de Moor, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Deze uitspraak is van belang voor de toepassing van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die de mogelijkheid bieden tot proceskostenveroordeling bij intrekking van het beroep.