ECLI:NL:CRVB:2023:2159

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
22/1097 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om Wlz-zorg wegens gebrek aan blijvende zorgbehoefte

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ. Appellante, die bekend is met verschillende psychiatrische aandoeningen, had een aanvraag ingediend voor Wlz-zorg, maar het CIZ heeft deze aanvraag afgewezen op basis van medische adviezen die concludeerden dat de grondslag verstandelijke handicap niet kon worden vastgesteld. Hoewel de grondslag psychische stoornis wel was vastgesteld, oordeelde de Raad dat er geen blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid was. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor Wlz-zorg, omdat er onvoldoende bewijs was dat de beperkingen tijdens de vroege ontwikkelingsleeftijd waren ontstaan en dat er geen blijvende zorgbehoefte was. De Raad concludeerde dat appellante geen recht had op vergoeding van proceskosten en het griffierecht niet terugkreeg.

Uitspraak

22/1097 WLZ
Datum uitspraak: 16 november 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 februari 2022, 21/4288 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het CIZ
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 9 februari 2021 heeft het CIZ de aanvraag van appellante om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het CIZ is met een besluit van 15 september 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. S. Wortel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Wortel. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door J.E. Koedood en I.C.G.J. van Maris-Kindt.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de vraag of de rechtbank terecht de afwijzing van de aanvraag van appellante om Wlz-zorg in stand heeft gelaten. De Raad is het met de rechtbank eens. De grondslag verstandelijke handicap kan niet worden vastgesteld. De grondslag psychische stoornis is wel vastgesteld, maar er is bij appellante geen sprake van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1
Appellante is bekend met verschillende psychiatrische aandoeningen. Zij heeft bij het CIZ een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wlz.
1.2.
Deze aanvraag heeft geleid tot de in het procesverloop weergegeven besluitvorming. Volgens het CIZ voldoet appellante niet aan de voorwaarden van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz. Het CIZ heeft dit standpunt gebaseerd op de medische adviezen van 31 mei 2021 en 13 september 2021. Uit deze adviezen blijkt dat bij appellante de grondslag verstandelijke handicap niet kan worden vastgesteld. De grondslag psychische stoornis kan wel worden vastgesteld, maar in de situatie van appellante is geen sprake van een blijvende behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Er zijn voor appellante nog ontwikkel- en behandelmogelijkheden. Daarom is aannemelijk dat haar functioneren nog kan verbeteren. Dit betekent dat (nog) niet kan worden vastgesteld dat appellante levenslang is aangewezen op zorg vanuit de Wlz.
Uitspraak van de rechtbank
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de medisch adviseur heeft gemotiveerd dat geen sprake is van de grondslag verstandelijke handicap. In wat appellante heeft aangevoerd wordt geen aanknopingspunt gezien om aan de juistheid van het aanvullend medisch advies van 13 september 2021 van de medisch adviseur te twijfelen. Dat de verstandelijke beperkingen bij appellante vóór haar 18e levensjaar, gedurende de vroege ontwikkelingsleeftijd, zijn ontstaan, volgt niet uit de door appellante ingebrachte informatie. Ook de overige omstandigheden die appellante heeft aangevoerd, te weten haar schoolverleden, en het niet behalen van een diploma, bieden onvoldoende concrete aanwijzingen voor de aanwezigheid van een verstandelijke handicap vóór het 18e levensjaar. De rechtbank heeft verder overwogen dat het CIZ zich heeft mogen baseren op het advies van de medisch adviseur, waarin is geconcludeerd dat bij appellante geen sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Appellante wordt poliklinisch behandeld bij een specialistische GGZ-instelling en ontvangt ambulante begeleiding en dagbesteding van AZ Multizorg. Er lijkt enige vooruitgang te zijn. Alhoewel verwacht wordt dat appellante altijd in enige mate afhankelijk zal blijven van derden, is nu niet duidelijk hoe en in welke vorm dit in de toekomst zal zijn. In wat appellante heeft aangevoerd wordt geen aanknopingspunt gezien voor het oordeel dat het medisch advies op dit punt onjuist is. Appellante erkent dat zij nog behandelmogelijkheden heeft. Hoewel de uitkomst hiervan ongewis is, kan niet op voorhand al geconcludeerd worden dat zij desondanks altijd 24 uurs zorg in de nabijheid nodig zal hebben. Dat volgt ook niet uit de informatie van Fivoor van 9 december 2021. Daarin wordt geconcludeerd dat appellante blijvend een 24 uurs lijntje met begeleiding nodig heeft om in het dagelijks leven te kunnen functioneren. Ter zitting heeft appellante hierover verklaard dat zij bij AZ Multizorg in de vorm van ambulante begeleiding een zogenoemde ‘panic button’ heeft. Appellante kan AZ Multizorg 24 uur per dag bellen indien zij hulp nodig heeft. Hieruit volgt dat appellante in staat is zelf adequaat hulp in te roepen en deze hulp kan afwachten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat appellante daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit juist is. De Raad doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4.2.
De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De rechtbank heeft het bestreden besluit terecht in stand gelaten. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt.
4.3.
Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd komt in essentie overeen met wat zij in het beroep bij de rechtbank naar voren heeft gebracht. De Raad kan zich vinden in wat de rechtbank over deze gronden heeft overwogen en voegt daar nog het volgende aan toe.
De grondslag verstandelijke handicap
4.4.
Het CIZ maakt bij de uitvoering van de Wlz gebruik van de door hem vastgestelde Beleidsregels indicatiestelling Wlz. Daarin staat (onder 3.3.5) dat er sprake is van de grondslag verstandelijke handicap als aan drie voorwaarden is voldaan. De betrokkene behaalt een normscore van 75 of lager op een algemene en valide intelligentietest. Verder moeten er dusdanige beperkingen in het adaptief functioneren zijn vastgesteld dat de betrokkene is aangewezen op blijvende ondersteuning om de deficiënties in het adaptief vermogen te beperken ten einde ernstig nadeel voor verzekerde te voorkomen. Ten slotte moeten deze beperkingen tijdens de vroege ontwikkelingsleeftijd zijn ontstaan.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat aan de eerste voorwaarde is voldaan: uit IQ-testen blijkt dat de totale IQ-score van appellante met 95% zekerheid tussen de 45 en 55 ligt. Dat appellante ook voldoet aan de tweede voorwaarde, is echter niet gebleken. Verder heeft de rechtbank terecht overwogen dat er geen aanwijzingen zijn dat de genoemde beperkingen gedurende de vroege ontwikkelingsleeftijd zijn ontstaan, de derde voorwaarde, zodat appellante niet voldoet aan alle voorwaarden om in haar geval de grondslag verstandelijke handicap vast te kunnen stellen. Het betoog van appellante dat er voldoende aanwijzingen zijn voor de conclusie dat zij wel aan deze derde voorwaarde voldoet, wordt niet gevolgd. Het CIZ heeft verwezen naar het medisch advies, waarin van belang is geacht dat er geen IQ-testen zijn van voor het 18e levensjaar en dat het schoolverleden van appellante tegen de grondslag verstandelijke handicap pleit. In wat appellante heeft aangevoerd wordt geen aanleiding gezien om aan het oordeel van de medisch adviseur te twijfelen.
Blijvende behoefte aan 24 uur zorg
4.6.
Net als de rechtbank is de Raad van oordeel dat het CIZ heeft mogen concluderen dat bij appellante geen sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, waardoor zij op grond van de vastgestelde grondslag psychische stoornis niet in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz. Ter zitting bij de Raad heeft appellante nog aangevoerd dat zij weliswaar 24 uur per dag met AZ Multizorg kan bellen, maar dat zij door het optreden van psychoses niet altijd in staat is zelf adequaat hulp in te roepen en die hulp af te wachten. Appellante heeft deze grond niet met medische stukken onderbouwd. Daarom kan niet worden vastgesteld of en zo ja sinds wanneer deze psychoses optreden en wat het effect daarvan is, zodat de Raad hieraan voorbij gaat.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.2.
Appellante krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten en krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen als voorzitter en K.H. Sanders en D.A. Verburg als leden, in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2023.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) R.R. Olde Engberink