In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant. Appellant, die eerder 100% arbeidsongeschikt was, heeft zich op 2 september 2020 opnieuw ziekgemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv heeft echter besloten om de uitkering per 19 april 2020 te beëindigen, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Dit besluit is gebaseerd op medische rapporten van verzekeringsartsen en een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen zijn toegenomen en dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Hij heeft ook verzocht om de inschakeling van een onafhankelijke deskundige, omdat hij meent dat het beginsel van 'equality of arms' is geschonden.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat de verzekeringsartsen van het Uwv onzorgvuldig hebben gehandeld. De Raad heeft vastgesteld dat alle relevante medische informatie is meegenomen in de beoordeling en dat de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht. Bovendien is er geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De Raad heeft het verzoek om een onafhankelijke deskundige afgewimpeld, omdat er geen schending van het beginsel van 'equality of arms' is aangetoond. De uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde, is door de Raad bevestigd.