In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant per 18 november 2020. Appellant, die zich op 16 januari 2017 ziekmeldde vanwege psychische klachten gerelateerd aan verslavingsproblematiek, ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en later ZW. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde appellant een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen, omdat zijn arbeidsongeschiktheid onder de 35% werd vastgesteld. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij psychisch meer beperkt is dan aangenomen en dat zijn medicatie niet is meegewogen. De Raad oordeelde dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd, omdat appellant geschikt werd geacht voor verschillende functies, ondanks zijn beperkingen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door de bedrijfsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om aan de conclusies te twijfelen. De Raad bevestigde deze oordelen en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de benoeming van een onafhankelijke deskundige, omdat appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen.