ECLI:NL:CRVB:2023:308

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
21 / 2346 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van dubbele kinderbijslag op basis van zorgbehoefte en gedragsproblematiek

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2023 wordt de vraag behandeld of appellante in aanmerking komt voor dubbele kinderbijslag voor haar zoon, die lijdt aan epilepsie en extra zorg nodig heeft. De Raad oordeelt dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) terecht geen dubbele kinderbijslag heeft toegekend, omdat er geen sprake is van intensieve zorg zoals bedoeld in artikel 7a van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW).

Appellante had op 12 november 2019 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag, maar deze werd afgewezen op basis van een advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het CIZ concludeerde dat de zorgscore van de zoon op de peildatum 1 januari 2020 op nul punten was vastgesteld, terwijl voor dubbele kinderbijslag minimaal vier punten vereist zijn. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt dat de adviezen van het CIZ zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De gegevens die appellante heeft overgelegd, bieden geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van het CIZ. De Raad concludeert dat de epilepsie van de zoon onder controle is en dat er geen medische noodzaak is voor permanent toezicht. De gedragsproblematiek van de zoon is niet geobjectiveerd, waardoor er geen aanleiding was voor het toekennen van extra zorgpunten.

Uiteindelijk bevestigt de Raad de aangevallen uitspraak en wordt er geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

21.2346 AKW

Datum uitspraak: 16 februari 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 mei 2021, 20/5343 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. F.R.G. Keijzer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Keijzer. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma-Hovers.

OVERWEGINGEN

Samenvatting
Deze uitspraak gaat over de vraag of appellante in aanmerking komt voor dubbele kinderbijslag voor haar zoon [zoon]. De Raad oordeelt dat de Svb terecht geen dubbele kinderbijslag voor [zoon] heeft toegekend, omdat geen sprake is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW).
Besluiten van de Svb
1.1.
Op 12 november 2019 heeft appellante bij de Svb een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag op grond van de AKW. Appellante wil dubbele kinderbijslag voor haar zoon [zoon], geboren op [geboortedatum] 2012. [zoon] lijdt onder meer aan epilepsie en heeft extra zorg nodig.
1.2.
Bij besluit van 27 februari 2020 heeft de Svb deze aanvraag afgewezen. De Svb heeft zijn besluit gebaseerd op een advies van 14 februari 2020 van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).
1.3.
Bij besluit van 17 september 2020 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 27 februari 2020 ongegrond verklaard. In het bestreden besluit staat dat [zoon] geen intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a van de AKW nodig heeft. Daarom wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. De Svb heeft dit besluit gebaseerd op een advies van 15 september 2020 van het CIZ en het Beoordelingskader BUK 2018 (Beoordelingskader). In het advies van 15 september 2020 is beschreven – samengevat – dat [zoon] sinds 2018 medicatie heeft voor zijn epilepsie en dat hij sinds de start van de medicatie geen aanvallen meer heeft gehad. De kinderneurologen hebben leefregels geadviseerd met betrekking tot de epilepsie. Bij het naleven van deze regels kan de kans op een epileptische aanval beperkt worden. De kans op een aanval is voor [zoon] weliswaar niet nihil, maar niet zo groot dat er een medische noodzaak is voor permanent toezicht. Dit betekent dat er geen medische noodzaak is voor continue begeleiding of aanwezigheid van derden bij alle levensfuncties, zoals uitvoeren van lichaamshygiëne, eten en drinken, zindelijkheid, medische verzorging, alleen thuis zijn en begeleiding buitenshuis. De zorgscore van [zoon] is daarom op de peildatum 1 januari 2020 vastgesteld op nul punten. Bij zijn leeftijd op die datum (zeven jaar) is voor dubbele kinderbijslag een minimale zorgscore van vier punten vereist.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Het CIZ heeft uitgelegd waarom voor de items ‘medische verzorging’, ‘gedrag’, ‘alleen thuis zijn’, ‘begeleiding buitenshuis’ en ‘bezig houden’ geen punt is toegekend. De rechtbank heeft in de beroepsgronden van appellante geen aanleiding gezien om het standpunt van het CIZ over deze items onjuist te achten. Verder heeft het CIZ volgens de rechtbank voldoende toegelicht waarom voor het item ‘lichaamshygiëne’ geen punt is toegekend. Volgens het CIZ valt met de aanwezige medische informatie en op basis van de epilepsie niet te objectiveren dat op dit vlak hulp als genoemd in het Beoordelingskader noodzakelijk is. Wat appellante heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor twijfel aan deze conclusie. Appellante heeft niet met medische stukken onderbouwd dat deze hulp wel noodzakelijk is. Verder heeft het CIZ ook voor het item ‘eten en drinken’ terecht geen punt toegekend, omdat niet gebleken is van fysieke of psychische redenen waardoor [zoon] niet in staat zou zijn om zelfstandig te eten. Noch het gestelde verstikkingsrisico, noch de gestelde gedragsproblematiek is geobjectiveerd. Over het item ‘zindelijkheid’ heeft de rechtbank overwogen dat niet duidelijk is geworden in welke mate [zoon] last heeft van incontinentie. Dit kan in het midden worden gelaten, omdat alleen een punt hiervoor niet zou leiden tot dubbele kinderbijslag. Daarvoor zijn namelijk vier punten nodig. De Svb heeft appellante vanaf het eerste kwartaal 2020 daarom terecht geen dubbele kinderbijslag toegekend.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het CIZ voor de items ‘lichaamshygiëne’, ‘zindelijkheid’, ‘eten en drinken’, ‘gedrag’, ‘alleen thuis zijn’ en ‘begeleiding buitenshuis’ ten onrechte geen punt heeft toegekend. Appellante stelt dat de epilepsie van haar zoon niet onder controle is. Zij wijst er verder op dat er sprake is van gedragsproblematiek. [zoon] vertoont erg druk gedrag waardoor hij niet altijd handelbaar is. Dit betekent dat appellante hem bij het wassen, aankleden en bij het eten en drinken continu aanwijzingen moet geven en moet aansporen. Hierbij verwijst appellante naar de sociaal medische-indicatie (SMI-indicatie) die voor [zoon] is afgegeven om haar te ontlasten.
3.2.
De Svb heeft in verweer bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad voegt daar nog het volgende aan toe.
4.2.
De adviezen van het CIZ zijn zorgvuldig tot stand gekomen en de Svb mocht daar bij zijn besluitvorming van uitgaan. De gegevens die appellante heeft overgelegd wekken geen twijfel aan de juistheid van de bevindingen van het CIZ. Op basis van de aanwezige objectieve informatie heeft het CIZ geconcludeerd dat de epilepsie van [zoon] onder controle is. Na de aanval in augustus 2018 is [zoon] gestart met medicatie. Daarna zijn er geen grote aanvallen meer geweest. Dit betekent dat [zoon] op het moment van advisering door het CIZ al ongeveer twee jaar aanvalsvrij was. Het CIZ heeft onderkend dat aanvallen in de toekomst niet kunnen worden uitgesloten, maar ook vermeld dat dit niet wil zeggen dat de epilepsie niet onder controle is.
4.3.
Over de gedragsproblematiek van [zoon] heeft het CIZ geconcludeerd dat deze problematiek niet geobjectiveerd is, waardoor er voor het CIZ geen aanleiding was om op basis daarvan een score toe te kennen op de items ‘lichaamshygiëne’, ‘eten en drinken’ en ‘gedrag’. Deze conclusie is niet gewijzigd door de overgelegde SMI-indicatie. Het CIZ heeft er in een aanvullend advies van 19 december 2022 op gewezen dat de stukken hierover geen deskundigheid of functie vermelden. Ook is hier niet uit op te maken dat sprake is van zodanig ernstige gedragsproblematiek of psychische problematiek dat permanent toezicht noodzakelijk is.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad zal de aangevallen uitspraak bevestigen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en A. van Gijzen en K.H. Sanders als leden, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2023.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) S.S. Blok