ECLI:NL:CRVB:2023:50
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige beoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die zich op 27 juli 2018 ziek meldde met psychische en lichamelijke klachten, had een ZW-uitkering ontvangen van het Uwv. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 27 augustus 2019, omdat de appellant in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn loon te verdienen in andere functies. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn klachten waren toegenomen, wat hij onderbouwde met medische informatie van verschillende specialisten.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt over de toegenomen klachten. Het Uwv verwees naar een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep, waarin werd gesteld dat de medische situatie van appellant op 6 januari 2020 niet wezenlijk was veranderd ten opzichte van de eerdere beoordeling in augustus 2019.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts. De Raad concludeerde dat de medische beperkingen van appellant op de datum in geding niet waren gewijzigd en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad wees ook op het feit dat de diagnose van de ziekte van Crohn pas na de datum in geding was gesteld, wat geen invloed had op de eerdere beoordelingen.