ECLI:NL:CRVB:2023:625

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
22/2238 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beëindiging van WIA-uitkering en beoordeling van medische rapporten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was vastgesteld op 7 september 2020. Het Uwv concludeerde dat appellante vanaf 8 november 2020 niet langer recht had op een uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door het Uwv ongegrond verklaard op 30 juni 2021.

In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep dezelfde gronden aangevoerd als in de eerdere procedure, waarbij zij stelde dat het Uwv meer beperkingen had moeten opnemen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 augustus 2020, en dat de rechtbank de medische beoordeling door de verzekeringsartsen niet inhoudelijk had getoetst.

De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat er geen medische stukken of informatie zijn ingediend die de medische beoordeling door de verzekeringsartsen in twijfel trekken. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en concludeert dat de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante per 8 november 2020 terecht is. Er is geen aanleiding voor het benoemen van een deskundige, aangezien er geen reden is om te twijfelen aan de door het Uwv in de FML opgenomen beperkingen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

22.2238 WIA-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 juni 2022, 21/3421 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 23 maart 2023
Zitting heeft: W.R. van der Velde
Griffier: O.N. Haafkes
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2023. Partijen en hun gemachtigden zijn niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Procesverloop
Bij besluit van 7 september 2020 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante vanaf 8 november 2020 niet langer recht heeft op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 30 juni 2021 heeft het Uwv het daartegen gerichte bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 30 juni 2021 ongegrond verklaard.
Overwegingen
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de motivering daarvan.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie dezelfde als die zij in beroep heeft aangevoerd. Appellante heeft herhaald dat zij vindt dat het Uwv vanwege haar fysieke en psychische klachten in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 augustus 2020 meer beperkingen had moeten opnemen. Verder stelt appellante dat de rechtbank de medische beoordeling door de verzekeringsartsen niet inhoudelijk heeft getoetst.
Appellante heeft niet gesteld – en ook anderszins is niet gebleken – dat de rapporten van de verzekeringsartsen onzorgvuldig tot stand zijn gekomen.
Voorts is er geen reden te twijfelen aan de juistheid van die rapporten. Appellante heeft in bezwaar, beroep en in hoger beroep geen medische stukken of medische informatie in het geding gebracht die daartoe aanleiding geven. Alleen de eigen mening van appellante over haar beperkingen is onvoldoende voor het aannemen van meer beperkingen of het veroorzaken van twijfel over de juistheid van de rapporten van de verzekeringsartsen. Daar is meer en vooral medische informatie voor nodig en die is er niet.
Geen aanleiding voor benoeming van een deskundige
Er is geen reden om te twijfelen aan de door het Uwv in de FML opgenomen beperkingen. Daarom is er geen aanleiding voor het benoemen van een deskundige.
Conclusie en proceskosten
De WIA-uitkering van appellante is terecht per 8 november 2020 beëindigd. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) O.N. Haafkes (getekend) W.R. van der Velde