Uitspraak
21 1049 WWAJ
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
11 november 2020 ingezonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat uit de brieven van de huisarts en psychiater geen informatie over de belastbaarheid van appellant in de jaren 1992 tot en met 1997 valt af te leiden. In het kader van de AAW-beoordeling van destijds is appellant gezien door een verzekeringsarts en heeft een expertise plaatsgevonden door een psychiater. Toen was de diagnose schizofrenie weliswaar nog niet gesteld, maar de omstandigheid dat deze diagnose achteraf wel is gesteld, heeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen invloed op de aanzienlijke beperkingen die in 1998 zijn vastgesteld. Daarbij heeft hij aangetekend dat het bij de vraag naar de aanwezigheid en mate van beperkingen niet zozeer gaat om de diagnose, maar om de in aanmerking te nemen beperkingen en dat enkel een gestelde diagnose niet leidt tot het stellen van meer of andere beperkingen.
11 november 2020 op inzichtelijke wijze heeft uitgelegd waarom de door appellant overgelegde stukken geen nieuwe feiten bevatten. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van de Raad van 15 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:627. De beroepsgronden van appellant bieden geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is of voor de toekomst geen stand kan houden.
29 oktober 1999.