ECLI:NL:CRVB:2019:627
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van besluit tot intrekking en terugvordering van bijstand in verband met psychische problemen en hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het verzoek van appellant om herziening van een eerder besluit tot intrekking van bijstand en terugvordering van bijstandsbedragen werd afgewezen. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had op 30 september 2010 de bijstand van appellant ingetrokken over de periode van 26 augustus 2008 tot en met 30 september 2010, omdat appellant niet had doorgegeven dat hij een hennepkwekerij exploiteerde en andere inkomsten had. Appellant had geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In 2016 verzocht appellant om herziening van het besluit, maar het college wees dit verzoek af, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die herziening rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat er nieuwe feiten waren, waaronder een arrest van het gerechtshof dat betrekking had op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt, en dat zijn psychische problemen, waaronder de diagnose PTSS, niet waren meegenomen in de beoordeling. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het arrest van het Hof niet leidde tot herziening van het oorspronkelijke besluit, omdat het college niet hoefde te concluderen dat appellant uit de hennepteelt feitelijk voordeel had genoten. Ook de psychische problemen van appellant werden niet als nieuw feit aangemerkt, omdat deze al bekend waren ten tijde van het oorspronkelijke besluit.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college het herzieningsverzoek terecht had afgewezen. De afwijzing was niet evident onredelijk, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.