ECLI:NL:CRVB:2023:724
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na beëindiging van de uitkering op basis van de Ziektewet
Op 20 april 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar Ziektewet (ZW) uitkering te beëindigen. Appellante, die zich op 9 december 2019 ziek meldde met mentale klachten, had eerder een uitkering ontvangen, maar het Uwv concludeerde dat zij met ingang van 22 januari 2021 meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Dit besluit was gebaseerd op een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die op 15 december 2020 was opgesteld en die de belastbaarheid van appellante vastlegde.
In het procesverloop heeft appellante bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar uitkering, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na een herbeoordeling van de FML. De rechtbank Overijssel verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsarts voldoende onderbouwd waren. Appellante stelde in hoger beroep dat haar klachten en beperkingen niet adequaat waren beoordeeld, en dat er meer beperkingen in de FML hadden moeten worden opgenomen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat appellante geen recht meer had op ziekengeld. De Raad bevestigde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de FML op juiste wijze de beperkingen van appellante weergaf. De Raad concludeerde dat er geen overtuigende aanwijzingen waren dat appellante vanaf 22 januari 2021 volledig arbeidsongeschikt was, en dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor haar. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.