In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de toekenning van huishoudelijke hulp aan betrokkene, die op 16 oktober 2017 een algemene voorziening voor 5,5 uur huishoudelijke hulp per week ontving. Na de fusie van de gemeente Leeuwarderadeel met Leeuwarden op 1 januari 2018, bleef het besluit van 16 oktober 2017 van kracht op basis van het overgangsrecht. Betrokkene heeft in 2018 een nieuwe aanvraag ingediend, waarna het college een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp heeft verstrekt, maar met een lagere bijdrage per uur. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de bijdrage die hij in de periode van 1 januari 2018 tot 30 september 2018 had betaald, en het college heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad heeft overwogen dat de reactie van het college op de verzoeken van betrokkene moet worden beschouwd als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. De Raad heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het besluit vernietigd. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien en het bezwaar tegen het besluit van 3 juni 2019 ongegrond verklaard. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen grond voor vergoeding van proceskosten is vastgesteld. De uitspraak benadrukt de toepassing van het overgangsrecht en de verschillen tussen algemene en maatwerkvoorzieningen.