ECLI:NL:CRVB:2024:1076
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering wegens laattijdige aanvraag en arbeidsvermogen op achttienjarige leeftijd
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, geboren op [geboortedatum] 1969, had op achttienjarige leeftijd een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uwv concludeerde dat zij op dat moment over arbeidsvermogen beschikte. De rechtbank Overijssel had eerder de beslissing van het Uwv in stand gelaten, waarbij werd geoordeeld dat appellante niet had aangetoond dat zij op haar achttiende en in de vijf jaren daarna geen arbeidsvermogen had. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd de uitkering toe te kennen, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van de Wajong. De Raad benadrukte dat bij laattijdige aanvragen de bewijslast bij de aanvrager ligt en dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd om haar standpunt te onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de gebruikelijke regels af te wijken. Hierdoor blijft de weigering van de Wajong-uitkering in stand en krijgt appellante geen vergoeding voor proceskosten.