ECLI:NL:CRVB:2024:1170
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van vergoeding voor scholingskosten door het Uwv op basis van arbeidsmarktrelevantie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de kosten van een scholing tot vrachtwagenchauffeur te vergoeden aan appellant. Appellant had een scholingsverzoek ingediend, omdat hij meende dat deze opleiding noodzakelijk was om een baan te verkrijgen. Hij stelde dat een medewerker van het Uwv hem had toegezegd dat hij de opleiding op kosten van het Uwv mocht volgen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv terecht het verzoek heeft afgewezen. De Raad oordeelde dat de gevraagde opleiding niet arbeidsmarktrelevant was, omdat appellant niet per direct aan de slag kon in passend werk zonder deze opleiding. De Raad concludeerde dat het Uwv het verzoek op basis van de geldende beleidsregels mocht afwijzen en dat er geen gerechtvaardigde verwachting was gewekt dat de opleiding vergoed zou worden.
Het procesverloop begon met een hoger beroep dat namens appellant werd ingesteld door zijn advocaat, mr. N. Claassen. Het Uwv diende een verweerschrift in en de zaak werd behandeld op een zitting. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de eerdere afwijzing van het scholingsverzoek door het Uwv en de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet voldoende had onderbouwd waarom de opleiding noodzakelijk was en dat er geen sprake was van een baangarantie. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep afgewezen, waardoor de weigering van de vergoeding voor scholingskosten in stand bleef.