In deze zaak gaat het om de vergoeding van bezwaarkosten in het kader van een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. Appellant, die sinds 3 juli 2015 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, heeft bezwaar gemaakt tegen inhoudingen op zijn bijstandsuitkering die zichtbaar waren op uitkeringsspecificaties van 27 en 30 mei 2022. Deze inhoudingen waren het gevolg van een onjuiste toepassing van de beslagvrije voet. Het college heeft in het bezwaar aanleiding gezien om de inhoudingen over een langere periode ongedaan te maken en heeft appellant een vergoeding toegekend voor de kosten van het bezwaarschrift. Echter, appellant vorderde ook een vergoeding voor de kosten van het bijwonen van de hoorzitting, wat het college weigerde, omdat de herziening van de uitkeringsspecificaties al bekend was gemaakt voordat de hoorzitting plaatsvond.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant voldoende procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroepsgronden, omdat de hoogte van de toegekende vergoeding in geschil is. De Raad oordeelt dat het college ten onrechte de kosten voor de hoorzitting niet heeft vergoed, aangezien de onrechtmatige inhouding materieel gezien is herroepen. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit voor zover het de vergoeding van de kosten in bezwaar betreft en kent appellant een vergoeding toe voor de kosten van het bijwonen van de hoorzitting tot een bedrag van € 624,-. Daarnaast veroordeelt de Raad het college in de proceskosten van appellant tot een totaalbedrag van € 3.500,-.