ECLI:NL:CRVB:2024:1423

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
23/2787 MAW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking in bestuursrechtelijke procedure tegen de staatssecretaris van Defensie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om wraking van de behandelend rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker had eerder een verzoek tot herziening ingediend van een uitspraak van de Raad van 2 september 2022, waarin hij betrokken was bij een geschil met de staatssecretaris van Defensie. Tijdens de behandeling van het herzieningsverzoek op 24 april 2024 heeft verzoeker de behandelend rechter verzocht om getuigen op te roepen en stukken op te vragen bij de staatssecretaris. Deze verzoeken zijn door de Raad afgewezen, maar verzoeker kreeg de gelegenheid om deze verzoeken ter zitting te herhalen.

Na de zitting heeft verzoeker op 31 mei 2024 een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend rechter, omdat hij meende dat deze vooringenomen was. Verzoeker stelde dat de behandelend rechter geen gehoor had gegeven aan zijn verzoeken en dat de overheid werd geloofd zonder dat zijn argumenten werden overwogen. De wrakingskamer heeft op 5 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was, maar de behandelend rechter niet. De wrakingskamer heeft overwogen dat verzoeker meer dan vijf weken heeft gewacht met het indienen van zijn wrakingsverzoek, wat in strijd is met de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht. Hierdoor werd het verzoek om wraking niet-ontvankelijk verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beslissing benadrukt dat een verzoek om wraking zo snel mogelijk moet worden ingediend nadat de verzoeker bekend is geraakt met de feiten die aanleiding geven tot het verzoek. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en de relevante wettelijke bepalingen zijn in de bijlage opgenomen.

Uitspraak

23/2787 MAW-W
Datum beslissing: 15 juli 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 2 september 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2006, in een geding tussen verzoeker en de staatssecretaris van Defensie (staatssecretaris).
Bij brief van 10 april 2024 heeft verzoeker de Raad verzocht getuigen op te roepen en bij de staatssecretaris stukken op te vragen. Bij brief van 17 april 2024 heeft de Raad deze verzoeken afgewezen en daarbij vermeld dat verzoeker beide verzoeken op de zitting kan herhalen en motiveren.
Het verzoek om herziening is op 24 april 2024 ter zitting behandeld door H. Lagas (behandelend rechter).
Bij brief van 31 mei 2024 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter.
Bij brief van 10 juni 2024 heeft de behandelend rechter op het verzoek om wraking gereageerd en te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
Verzoeker en de behandelend rechter zijn uitgenodigd om te worden gehoord ter zitting van de wrakingskamer op 5 juli 2024. Verzoeker is verschenen. De behandelend rechter heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

OVERWEGINGEN

1. De behandeling van wrakingsverzoeken vindt plaats met inachtneming van de regels uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechtelijke rechtscolleges 2022. Deze regels zijn te vinden in de bijlage bij deze beslissing. De bijlage maakt deel uit van de beslissing.
2. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking het volgende ten grondslag gelegd. Volgens verzoeker heeft de staatssecretaris ten onrechte relevante stukken niet in het geding gebracht. Verzoeker wil dat de Raad deze stukken bij de staatssecretaris opvraagt. De behandelend rechter heeft met de opmerkingen van verzoeker hierover niets gedaan. Verder heeft de behandelend rechter ten onrechte geen getuigen opgeroepen. Verzoeker stelt dat de behandelend rechter vooringenomen is, omdat de overheid wordt geloofd en er niets wordt gedaan met wat hij aandraagt.
3.1.
Verzoeker heeft bij brief van 10 april 2024 verzocht om stukken op te vragen bij de staatssecretaris en verzocht om getuigen te horen. Bij brief van 17 april is medegedeeld dat de Raad vooralsnog geen aanleiding ziet om dat verzoek te honoreren en dat verzoeker desgewenst het verzoek ter zitting kan herhalen. Het verzoek om herziening is behandeld ter zitting op 24 april 2024. Tijdens de zitting heeft verzoeker zijn verzoek om stukken bij de staatssecretaris op te vragen herhaald en heeft de behandelend rechter aangegeven aan dat verzoek geen gehoor te zullen geven omdat alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd. Het verzoek om getuigen op te roepen heeft verzoeker ter zitting niet herhaald. Verzoeker was dus uiterlijk tijdens de zitting op de hoogte van de feiten waaruit volgens hem een vooringenomenheid van de behandelend rechter blijkt.
3.2.
Verzoeker heeft na de zitting meer dan vijf weken gewacht met de indiening van zijn wrakingsverzoek. Door zo lang met het indienen van het wrakingsverzoek te wachten heeft verzoeker niet gehandeld overeenkomstig artikel 8:16, eerste lid, van de Awb. Verzoeker heeft ter zitting van de wrakingskamer gewezen op de informatie over het indienen van een verzoek om wraking op rechtspraak.nl en gesteld dat hij daaruit heeft afgeleid dat het verzoek tot wraking tot aan de uitspraak kan worden ingediend. Op rechtspraak.nl is onder het kopje ‘na de zitting’ de volgende informatie over de wrakingsprocedure vermeld: “[…] Als u procedeert zonder verplichte procesvertegenwoordiging, dan kunt u zelf een brief schrijven waarin u aangeeft waarom u de rechter wraakt. Ook geeft u in het verzoek aan waarom u twijfelt aan de onpartijdigheid van de rechter. Deze brief moet zo snel mogelijk worden verstuurd nadat u bekend bent geraakt met de feiten en omstandigheden die u doen twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. Als u de brief niet tijdig verstuurt, dan kan het zijn dat uw verzoek te laat is ingediend en dat het niet kan worden toegewezen. Na de uitspraak is het niet meer mogelijk om te wraken”. Uit deze informatie blijkt, anders dan verzoeker lijkt te betogen, niet dat een verzoek om wraking dat is gedaan voorafgaand aan de uitspraak altijd moet worden aangemerkt als tijdig, nu het zo snel mogelijk moet worden gedaan. Verzoeker heeft verder gesteld dat hij heeft gewacht met het indienen van zijn wrakingsverzoek omdat hij dat verzoek niet lichtzinnig wilde doen. Ook ontbrak het hem in verband met zijn werk aan tijd en moest hij uitzoeken hoe hij een wrakingsverzoek moest indienen. Deze omstandigheden rechtvaardigen evenmin dat verzoeker tot meer dan vijf weken na de zitting heeft gewacht met het indienen van het verzoek om wraking.
3.3.
De te late indiening betekent dat het verzoek om wraking niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om wraking niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door E. Dijt als voorzitter en T. Dompeling en S.B. SmitColenbrander als leden, in tegenwoordigheid van F. Sporrel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2024.
(getekend) E. Dijt
(getekend) F. Sporrel

Bijlage: voor deze beslissing belangrijke wettelijke regels

Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht

Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht

Het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Artikel 1, eerste lid, van de Wrakings-en verschoningsregeling bestuursrechtelijke rechtscolleges 2022
1. Een verzoek om wraking dient:
[…]
c. te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden waardoor volgens de indiener de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan de verzoeker bekend zijn geworden;
[…]