Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
.Zij verzoekt de Raad om een deskundige te benoemen die haar belastbaarheid op correcte wijze kan vaststellen en heeft daarbij gewezen op een uitspraak van de Raad van 30 juni 2017. [1]
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen op een eerder besluit van 28 augustus 2019, waarbij haar aanvraag voor een WIA-uitkering was afgewezen. Appellante stelt dat haar beperkingen niet correct zijn vastgesteld en dat zij recht heeft op een WIA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 10 juli 2024, waar appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. H. Temel, en het Uwv werd vertegenwoordigd door E.C. van der Meer.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank Noord-Holland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft deze conclusie. Appellante heeft geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aangedragen die het Uwv zouden hebben moeten doen besluiten om haar aanvraag opnieuw te beoordelen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft geweigerd om terug te komen op het besluit van 28 augustus 2019, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De Raad heeft ook overwogen dat appellante voldoende gelegenheid heeft gehad om haar standpunt naar voren te brengen en dat er geen reden is om een deskundige te benoemen. De uitspraak van de Raad bevestigt dat de weigering om terug te komen op het eerdere besluit in stand blijft, en dat appellante geen proceskostenvergoeding ontvangt, aangezien zij vrijgesteld is van griffierecht wegens betalingsonmacht.