Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tegen dat nieuwe te nemen besluit slechts beroep bij de Raad kan worden ingesteld.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uwv. Appellant was werkzaam als directeur en heeft zich op 27 december 2017 ziekgemeld met psychische klachten. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant vastgesteld op 58,34% met ingang van 25 december 2021. Appellant is het hier niet mee eens en stelt dat zijn medische beperkingen zijn onderschat, waardoor hij de geselecteerde functies niet kan vervullen. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 4 juli 2024, waar appellant werd vertegenwoordigd door mr. A.C.S. Grégoire en het Uwv door A.H.G. Boelen.
De Raad heeft overwogen dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen een ander besluit ongegrond verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op overtuigende wijze heeft gemotiveerd dat er geen aanleiding is om de door de primaire verzekeringsarts opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) inhoudelijk bij te stellen. De Raad heeft ook geoordeeld dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt zijn, ondanks de bezwaren van appellant.
De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Dit betekent dat er geen aanleiding is om het Uwv te veroordelen tot schadevergoeding aan appellant. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de geschiktheid van functies in het kader van de WIA-uitkering.