ECLI:NL:CRVB:2024:1863
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake schadevergoeding en proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het hoger beroep door de appellant is ingetrokken. Dit gebeurde omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met gewijzigde beslissingen op bezwaar van 5 januari 2023 en 24 augustus 2023 tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de appellant. De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Uwv, en na de intrekking van het hoger beroep heeft de Raad de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) als partij aangemerkt in verband met een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in deze procedure is overschreden met twee jaar en twee maanden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 2.500,- aan de appellant. Daarnaast is de Staat veroordeeld tot vergoeding van proceskosten van € 437,50 en het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van de appellant tot een totaalbedrag van € 9.334,53. De uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van D. Kovac als griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.