In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van de benoeming van appellante in de hogere groepsfunctie C door de staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst. Appellante had tijdelijk werkzaamheden verricht die behoren tot een hogere functiegroep, maar de Raad oordeelt dat dit niet gelijkstaat aan een benoeming in die functie. De Raad concludeert dat het niet benoemen van appellante niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, aangezien de omstandigheden van appellante verschillen van die van haar collega die wel benoemd werd. Tevens heeft de Raad geoordeeld dat appellante recht heeft op schadevergoeding wegens de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De totale duur van de procedure was vier jaar en ruim elf maanden, waarbij de Raad een schadevergoeding van € 273,- toekent aan appellante, te betalen door de Staat, en € 727,- door de staatssecretaris. De Raad heeft ook de proceskosten van appellante voor een deel toegewezen, maar het verzoek om schadevergoeding wegens een onrechtmatig besluit is afgewezen. De uitspraak bevestigt de noodzaak van zorgvuldige behandeling van ambtenarenzaken en de rechten van betrokkenen in het bestuursrecht.