ECLI:NL:CRVB:2024:2164
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ZW-uitkering wegens ongewijzigde medische beperkingen
In deze zaak gaat het om de weigering van de Ziektewet (ZW)-uitkering aan appellant per 24 juni 2021 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die eerder een uitkering ontving, stelde dat zijn medische beperkingen waren toegenomen en dat hij niet in staat was om de functies te vervullen die eerder waren geselecteerd tijdens de eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb). De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Den Haag bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft geweigerd. De Raad concludeerde dat de klachten en belastbaarheid van appellant per de datum in geding ongewijzigd waren in vergelijking met de EZWb. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat er geen medische veranderingen waren die de geschiktheid voor de geselecteerde functies beïnvloedden. Appellant had geen nieuwe medische informatie overgelegd die zijn standpunt onderbouwde. De Raad bevestigde dat de eerdere beoordeling van de medische situatie van appellant correct was en dat er geen aanleiding was om de beslissing van het Uwv te herzien. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook in stand gelaten, wat betekent dat appellant geen recht had op een ZW-uitkering en geen proceskostenvergoeding ontving.