ECLI:NL:CRVB:2024:2431

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
24/685 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding en overmacht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 december 2023. De Raad had eerder, op 11 juli 2024, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was bijgeschreven. Appellante heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij zij aanvoerde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was door overmacht, veroorzaakt door haar penibele financiële situatie.

Tijdens de zitting op 11 november 2024 is appellante verschenen, terwijl het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) zich niet heeft laten vertegenwoordigen. De Raad heeft de argumenten van appellante in overweging genomen en geconcludeerd dat de overschrijding van de termijn voor het betalen van het griffierecht verschoonbaar is. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van verwijtbaarheid van appellante, maar dat de situatie als overmacht moet worden gekwalificeerd.

Hierdoor heeft de Raad het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 11 juli 2024 vervalt en het onderzoek in de oorspronkelijke stand wordt voortgezet. De Raad heeft geen grond gezien voor een veroordeling in de kosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van griffier F. Sporrel, en is openbaar uitgesproken op 10 december 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 december 2024
24/685 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 december 2023, 23/2913 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 11 juli 2024 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 11 november 2024.
Appellante is verschenen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 11 juli 2024 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht te laat is betaald.
Hetgeen appellante ter zitting naar voren heeft gebracht, heeft de Raad ervan overtuigd dat de overschrijding van de voor de betaling van het griffierecht gestelde termijn verschoonbaar moet worden geacht. Van verwijtbaarheid van appellante is geen sprake. Veeleer is sprake van overmacht als gevolg van haar penibele financiële situatie.
Het verzet moet daarom gegrond worden verklaard.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 11 juli 2014 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet bestaat, gelet op de gang van zaken, geen grond.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van F. Sporrel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2024.
(getekend) E.C.G. Okhuizen
(getekend) F. Sporrel