ECLI:NL:CRVB:2024:2431
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding en overmacht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 december 2023. De Raad had eerder, op 11 juli 2024, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was bijgeschreven. Appellante heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij zij aanvoerde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was door overmacht, veroorzaakt door haar penibele financiële situatie.
Tijdens de zitting op 11 november 2024 is appellante verschenen, terwijl het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) zich niet heeft laten vertegenwoordigen. De Raad heeft de argumenten van appellante in overweging genomen en geconcludeerd dat de overschrijding van de termijn voor het betalen van het griffierecht verschoonbaar is. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van verwijtbaarheid van appellante, maar dat de situatie als overmacht moet worden gekwalificeerd.
Hierdoor heeft de Raad het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 11 juli 2024 vervalt en het onderzoek in de oorspronkelijke stand wordt voortgezet. De Raad heeft geen grond gezien voor een veroordeling in de kosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van griffier F. Sporrel, en is openbaar uitgesproken op 10 december 2024.