ECLI:NL:CRVB:2024:300

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
23/1527 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellante per 12 november 2021. Appellante, die zich op 15 april 2020 ziek meldde met psychische klachten, betwistte de beëindiging van haar uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante, ondanks haar beperkingen, in staat was om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. Na een bezwaarprocedure en een ongegrond verklaard beroep bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft appellante hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting op 4 januari 2024 zijn partijen niet verschenen. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd, omdat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellante. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om een onafhankelijk deskundige af, omdat appellante geen nieuwe medische informatie heeft overgelegd die de eerdere beoordelingen zou ondermijnen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv.

Uitspraak

23/1527 ZW
Datum uitspraak: 15 februari 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 april 2023, 22/3692 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 11 oktober 2021 heeft het Uwv de uitkering die appellante ontving op grond van de Ziektewet (ZW) beëindigd. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv is met een besluit van 1 juli 2022 (bestreden besluit) bij de beëindiging van de
ZW-uitkering gebleven.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. J.L.A.M. van Os, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak ter behandeling aan de orde gesteld op een zitting van 4 januari 2024. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de ZW-uitkering van appellante per
12 november 2021 heeft beëindigd. Volgens appellante was zij toen door haar (medische) beperkingen niet in staat om passende functies te verrichten zodat zij onveranderd recht heeft op een ZW-uitkering. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft voor het laatst gewerkt als winkelmedewerker voor 32 uur per week. Op 15 april 2020 heeft zij zich ziekgemeld met psychische klachten. Het Uwv heeft appellante een uitkering op grond van de ZW toegekend. In het kader van een eerstejaars
ZW-beoordeling (EZWb) heeft appellante het spreekuur bezocht van een arts van het Uwv. Deze arts heeft appellante belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 augustus 2021. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor haar laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellante functies geselecteerd. Het Uwv heeft bij besluit van 11 oktober 2021 de ZW-uitkering van appellante met ingang van
12 november 2021 beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
1.2.
In de bezwaarfase hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderzoek gedaan en rapporten opgesteld. Het Uwv heeft op basis hiervan geen aanleiding gezien voor wijziging van zijn standpunt.
Uitspraak van de rechtbank
2.1.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat de verzekeringsartsen de beschikbare medische informatie onjuist hebben geïnterpreteerd. Daarbij is in aanmerking genomen dat de arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen hebben aangenomen op het gebied van sociaal en persoonlijk functioneren. Ook is in verband met de psychische klachten een urenbeperking aangenomen, waarbij is vastgesteld dat appellante 32 uur per week kan werken. Appellante mag geen nachtdiensten werken en is aangewezen op regelmatige werktijden.
2.2.
Met betrekking tot het beroep van appellante op het arrest Korošec [1] heeft de rechtbank geoordeeld dat appellante voldoende gelegenheid heeft gehad om in bezwaar en beroep medische gegevens in te brengen en zij heeft daar ook gebruik van gemaakt. Van schending van het beginsel van equality of arms is daarom geen sprake. De rechtbank heeft ook geen reden gezien om te oordelen dat de artsen van het Uwv een onjuist of een onvolledig beeld hebben gehad van de medische situatie van appellante of dat er anderszins reden is om te twijfelen aan hun oordeel. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding gezien om een onafhankelijk deskundige te benoemen.
Het hoger beroep van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van de artsen van het Uwv heeft gevolgd. Appellante stelt dat zij voldoende informatie heeft overgelegd om twijfel te zaaien aan de juistheid van de standpunten van het Uwv. De overweging van de rechtbank dat het onderzoek door de arts en verzekeringsarts bezwaar en beroep op voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat de beschikbare medische informatie onjuist is geïnterpreteerd, is een medisch oordeel. De rechtbank is volgens appellante niet in staat om een medisch oordeel te vellen. Volgens appellante dient daarom een onafhankelijk deskundige te worden benoemd. Zij heeft de Raad verzocht dat te doen.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de ZW-uitkering van appellante te beëindigen in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
Medische beoordeling
4.3.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat zij in beroep naar voren heeft gebracht. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door de artsen van het Uwv en de voor appellante vastgestelde medische beperkingen in de FML van 23 augustus 2021. De overwegingen die de rechtbank aan haar oordeel ten grondslag heeft gelegd worden geheel onderschreven. Daaraan wordt het volgende toegevoegd.
4.3.1.
De grond van appellante dat het de rechtbank ontbreekt aan deskundigheid om een oordeel te geven over de medische beoordeling, slaagt niet. Het is aan de bestuursrechter om aan de hand van de beroepsgronden te beoordelen of de rapporten van de artsen van het Uwv blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en deugdelijk gemotiveerd, duidelijk en overtuigend zijn. De rechtbank heeft dit gedaan en is terecht tot de conclusie gekomen dat niet is gebleken dat er onvolkomenheden zijn in de medische beoordeling.
4.3.2.
Appellante heeft in hoger beroep niet concreet aangevoerd en ook niet met nieuwe medische informatie onderbouwd dat en waarom de aangenomen beperkingen, onjuist zijn.
4.4.
Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding tot het benoemen van een onafhankelijk medisch deskundige.
Arbeidskundige beoordeling
4.5.
Wat appellante heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de geselecteerde functies in medisch opzicht voor haar niet geschikt zijn.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft.
6. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van M. Sheerzad als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2024.
(getekend) S. Wijna
(getekend) M. Sheerzad

Bijlage

Artikel 19aa van de Ziektewet
1. In afwijking van artikel 19 heeft de verzekerde die geen werkgever heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, zwangerschap of bevalling, recht heeft op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel aanspraak heeft op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van deze wet, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde, indien de verzekerde: a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19; en b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. (…) (…) (…) 5. Onder maatmaninkomen wordt verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen.
Artikel 19ab van de Ziektewet
1. Het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa, wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Van een arbeidskundig onderzoek kan onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden worden afgezien.
(…)
3. Onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa, eerste lid, wordt verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212 en de uitspraak van de Raad van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226.