ECLI:NL:CRVB:2024:488
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep door het CIZ
Op 13 maart 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/4588 WLZ. Het hoger beroep was ingesteld door het CIZ tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 december 2021. Echter, op 17 april 2023 heeft het CIZ het hoger beroep ingetrokken. Namens de betrokkene heeft advocaat mr. M. Alta verzocht om het CIZ te veroordelen in de proceskosten. Het CIZ heeft vervolgens aangegeven akkoord te gaan met een vergoeding van de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten. De Raad overwoog dat volgens artikel 8:118, eerste lid, van de Awb, bij intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten.
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep het CIZ veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 837,-. Dit bedrag is gebaseerd op de kosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.