ECLI:NL:CRVB:2024:518
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 17 juni 2022. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Westerveld, die hem een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning had verstrekt voor de periode van 5 oktober 2020 tot en met 8 november 2022. Het college had in een besluit van 20 oktober 2021 het bezwaar van appellant ongegrond verklaard en de omvang van de maatwerkvoorziening gehandhaafd op 244 minuten per week.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting bleek dat appellant en zijn gemachtigde niet waren verschenen, terwijl het college zich had laten vertegenwoordigen door mr. C.H. Wielsma. De Raad moest beoordelen of appellant nog procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak, nu het college op 27 februari 2024 een nieuw besluit had genomen waarin aan appellant voor de periode van 14 augustus 2023 tot en met 13 augustus 2026 een maatwerkvoorziening was verstrekt met een lagere omvang van 150 minuten per week.
De Raad concludeerde dat er geen procesbelang meer was, omdat het geschil betrekking had op een reeds verstreken periode en het toekennen van ondersteuning met terugwerkende kracht niet mogelijk was. Bovendien was er geen bewijs dat appellant schade had geleden. De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding en terugbetaling van griffierecht af. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier heeft het proces-verbaal ondertekend.