Uitspraak
SAMENVATTING
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van appellante per 1 december 2019 heeft beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Volgens appellante heeft zij meer medische beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen. Daarom kan zij niet de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies vervullen. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv de WIA-uitkering terecht per 1 december 2019 heeft beëindigd.
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
2 december 2010 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 100%. Na afloop van de loongerelateerde periode heeft het Uwv appellante met ingang van 2 mei 2012 in aanmerking gebracht voor een WGA-loonaanvullingsuitkering, waarbij appellante onverminderd volledig arbeidsongeschikt is geacht.
24 februari 2019. De arbeidsdeskundige heeft voor appellante functies geselecteerd. Het Uwv heeft bij besluit van 12 maart 2019 vastgesteld dat appellante met ingang van 13 mei 2019 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellante heeft hiertegen bezwaar ingediend.
13 september 2019. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat niet alle geselecteerde functies passend zijn en enkele nieuwe functies geselecteerd, waarmee appellante nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 21 oktober 2019 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante gegrond verklaard en de beëindigingsdatum van haar WIA-uitkering verschoven naar 1 december 2019.
1 december 2019 opnieuw neergelegd in een FML van 27 augustus 2021. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van appellante in het kader van de Amber-bepalingen ingaande 10 december 2020 neergelegd in een FML van 27 augustus 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft met betrekking tot de beoordeling per
1 december 2019 vastgesteld dat niet alle geselecteerde functies passend zijn, maar dat appellante op basis van de resterende functies nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het kader van de beoordeling per 10 december 2020 functies geselecteerd en geconcludeerd dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1 december 2019 aanvullende beperkingen aangenomen. In verband met de vaststelling van nieuwe allergieën op 10 december 2020 zijn met ingang van deze datum aanvullende beperkingen aangenomen. De rechtbank heeft tevens geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies per 1 december 2019 en per
10 december 2020. Zij heeft overwogen dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep inzichtelijk heeft gemaakt dat de belastbaarheid niet overschreden wordt. Contact met latex handschoenen kan worden voorkomen door het dragen van stoffen handschoenen, van rechtstreeks contact met koude objecten en/of vloeistoffen is geen sprake en ook komen geen taken voor waarbij directe druk op de nagel van de rechterwijsvinger ontstaat.
20 april 2022 [1] . Ter ondersteuning van haar standpunt heeft appellante een brief van de dermatoloog-allergoloog van 17 februari 2023 en een brief van de longarts van 8 december 2023 ingediend. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat de functies niet passend zijn door de aanwezigheid van stof (kartonstof en houtstof) en lijm. De functie van medewerker postverzorging is tevens niet passend omdat appellante geen latex-handschoenen kan dragen.
13 februari 2024 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
Het oordeel van de Raad
1 december 2019 geselecteerde functies passend zijn voor appellante waar het gaat om de aanwezigheid van stof en lijm. Stof vormt geen kenmerkende belasting in de functies en de geur van lijm komt niet voor. In verband met huidcontact met lijm kan appellante diverse andere soorten latexvrije handschoenen dragen. Dat dit niet mogelijk zou zijn heeft appellante niet onderbouwd. De eerst ter zitting gedane mededeling dat de dermatoloog van mening zou zijn dat het langdurig dragen van handschoenen van schurend materiaal wordt afgeraden is daartoe onvoldoende.