ECLI:NL:CRVB:2024:756
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.G. van den Heuvel, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. Het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 30 augustus 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen, waarmee het aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat het Uwv al had besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase, waardoor de Raad alleen nog diende te oordelen over de kosten die in beroep en hoger beroep zijn gemaakt.
De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die bepalen dat bij intrekking van het beroep, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. De kosten van rechtsbijstand zijn begroot op € 3.062,50, waarbij de Raad het verzoek om vergoeding van de eigen bijdrage voor de verleende toevoeging van rechtsbijstand heeft afgewezen. Ook de kosten voor het opvragen van informatie bij de huisarts zijn niet voor vergoeding in aanmerking gekomen, omdat er geen schriftelijke informatie van de huisarts is ingediend in beroep en hoger beroep.
De Raad heeft uiteindelijk beslist dat het Uwv appellante moet vergoeden voor de kosten van rechtsbijstand en het betaalde griffierecht van in totaal € 185,-. Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 april 2024.