ECLI:NL:CRVB:2024:756

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
22/2868 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.G. van den Heuvel, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. Het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 30 augustus 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen, waarmee het aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat het Uwv al had besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase, waardoor de Raad alleen nog diende te oordelen over de kosten die in beroep en hoger beroep zijn gemaakt.

De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die bepalen dat bij intrekking van het beroep, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. De kosten van rechtsbijstand zijn begroot op € 3.062,50, waarbij de Raad het verzoek om vergoeding van de eigen bijdrage voor de verleende toevoeging van rechtsbijstand heeft afgewezen. Ook de kosten voor het opvragen van informatie bij de huisarts zijn niet voor vergoeding in aanmerking gekomen, omdat er geen schriftelijke informatie van de huisarts is ingediend in beroep en hoger beroep.

De Raad heeft uiteindelijk beslist dat het Uwv appellante moet vergoeden voor de kosten van rechtsbijstand en het betaalde griffierecht van in totaal € 185,-. Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 april 2024.

Uitspraak

22/2868 ZW
Datum uitspraak: 18 april 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 juli 2022, 21/1124 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R.G. van den Heuvel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 30 augustus 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 30 augustus 2023 aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv al heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De kosten van rechtsbijstand worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 2.187,50 in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de nadere zitting) en € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift), in totaal € 3.062,50.
Voor zover appellante ook verzoekt om vergoeding van de eigen bijdrage voor de verleende toevoeging van rechtsbijstand, wijst de Raad dit verzoek af. In de bijlage van het Bpb is namelijk een limitatieve opsomming gegeven van de proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen. Een vergoeding van de te betalen eigen bijdragen is daarbij niet voorzien.
De kosten voor het opvragen van informatie bij de huisarts komen ook niet voor vergoeding in aanmerking, omdat in beroep en hoger beroep geen schriftelijke informatie van de huisarts is ingediend.
Wel dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.062,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 april 2024.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) S. Pouw