In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van AOW-pensioen aan appellant. De Raad oordeelt dat appellant vanaf 17 november 2020 duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote, die in Indonesië woont. Dit oordeel is gebaseerd op de feiten dat appellant en zijn echtgenote sinds de aanvang van hun huwelijk apart van elkaar hebben gewoond en dat er geen gezamenlijke activiteiten meer zijn ondernomen sinds begin 2020. De Raad concludeert dat de situatie van duurzaam gescheiden leven is bevestigd door de indiening van een echtscheidingsverzoek op 2 maart 2022 en de uitspraak van de echtscheiding op 10 mei 2022. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) en herroept het besluit van 7 oktober 2021, waardoor appellant recht heeft op een ongehuwdenpensioen.