ECLI:NL:CRVB:2024:902
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die zich op 18 maart 2019 ziekmeldde, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het Uwv concludeerde dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben vastgesteld dat appellante, ondanks haar beperkingen, geschikt was voor verschillende functies. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde appellante haar gronden, waaronder recente medische informatie over rugklachten. De Raad oordeelde dat de nieuwe informatie niet relevant was voor de beoordeling op de datum in geding, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies binnen de belastbaarheid van appellante vielen, en dat er geen aanleiding was voor een deskundige. De uitspraak werd gedaan door F.M. Rijnbeek, met A.M. Geurtsen als griffier.