ECLI:NL:CRVB:2024:902

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
23/2055 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische geschiktheid voor geselecteerde functies

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die zich op 18 maart 2019 ziekmeldde, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het Uwv concludeerde dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben vastgesteld dat appellante, ondanks haar beperkingen, geschikt was voor verschillende functies. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde appellante haar gronden, waaronder recente medische informatie over rugklachten. De Raad oordeelde dat de nieuwe informatie niet relevant was voor de beoordeling op de datum in geding, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies binnen de belastbaarheid van appellante vielen, en dat er geen aanleiding was voor een deskundige. De uitspraak werd gedaan door F.M. Rijnbeek, met A.M. Geurtsen als griffier.

Uitspraak

23.2055 WIA

Datum uitspraak: 1 mei 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2023, 22/1313 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[naam B.V.] ( [naam B.V.] )
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.L. Wittensleger, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens [naam B.V.] heeft mr. F.S.P. Wagemaker aangegeven betrokken te willen worden bij de procedure in hoger beroep en geen verdere inhoudelijke gronden in te zullen dienen.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere (medische) stukken ingestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Wittensleger en tolk K. Lazar. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadour. [naam B.V.] is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, die werkzaam was als medewerker schoonmaak voor 25,88 uur per week, heeft zich op 18 maart 2019 ziekgemeld met lichamelijke klachten.
1.2.
Naar aanleiding van een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft een verzekeringsarts appellante op 6 mei 2021 op spreekuur gezien. Deze arts heeft in zijn rapport van 7 mei 2021 vastgesteld dat appellante belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die hij heeft neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 7 mei 2021. Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens op 7 mei 2021 vastgesteld dat appellante niet geschikt is voor haar eigen werk als medewerker schoonmaak, heeft vijf functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 4,89%. De arbeidsdeskundige heeft de volgende drie functies geselecteerd (met de hoogste loonwaarde): textielproductenmaker (SBC 111160), inpakker (SBC 111190), productiemedewerker (SBC 111180). Als extra functies heeft hij geselecteerd de functies van machinaal metaalbewerker (SBC 264122) en medewerker tuinbouw (SBC 111010).
1.3.
Bij besluit van 10 mei 2021 heeft het Uwv geweigerd aan appellante met ingang van 24 mei 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.4.
Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 31 januari 2022 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daaraan liggen ten grondslag rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 december 2021 en van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 14 december 2021. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van appellante aangescherpt en dit neergelegd in een FML van 2 december 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat ondanks de aangescherpte belastbaarheid de meeste functies nog steeds geschikt zijn. Hij heeft de functie van machinaal metaalbewerker (SBC 264122) verworpen en één functie binnen SBC-code 111190 (inpakker) vervangen door een soortgelijke functie. Hij heeft de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd vastgesteld op 5,28%. Verder heeft hij de signaleringen bij de geselecteerde functies toegelicht.
2.1.
Hangende het beroep bij de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 12 april 2023 extra beperkingen aangenomen en een nieuwe FML (van 11 april 2023) opgesteld.
2.2.1.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 17 april 2023 overwogen dat de aangescherpte FML geen gevolgen heeft voor de door hem eerder geselecteerde functies. Verder heeft hij – onder verwijzing naar zijn rapport van 14 december 2021 – vermeld dat in de functie van inpakker koekjes (SBC-code 111190) de belasting binnen de vastgestelde belastbaarheid blijft en dat hij in zijn rapport van 14 december 2021 ook aandacht heeft besteed aan de totaalbelasting van die functie.
2.2.2.
Wat betreft het opleidingsniveau vragen de functies volgens deze arbeidsdeskundige niet meer dan het doorlopen hebben van het basisonderwijs. Er wordt dan verwacht dat men moet kunnen lezen, schrijven en rekenen op eind basisschoolniveau (bijvoorbeeld het lezen van een eenvoudige gebruiksaanwijzing of instructies; delen en vermenigvuldigen). De functies betreffen eenvoudige productiematige werkzaamheden en er worden nauwelijks eisen gesteld aan de beheersing van de Nederlandse taal. Bij de functie medewerker bloemzaadproductie (SBC-code 111010) dient men te kunnen spreken en lezen in de Nederlandse taal op een eenvoudig niveau om bijvoorbeeld codes op planten en stuifmeelbuis te kunnen vergelijken. Gelet op het opleidings- en arbeidsverleden van appellante passen de functies volgens de arbeidsdeskundige bij haar bekwaamheden.
2.3.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en de belastbaarheid van appellante juist is ingeschat.
2.4.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren in de FML geen aanleiding heeft gezien. Appellante heeft haar stelling hierover niet onderbouwd met medische stukken. Ook laten de dagverhalen geen klachten daarover zien en volgen die niet uit het op het spreekuur verrichte psychische onderzoek. Wat betreft de stelling van appellante dat zij verdergaande beperkingen heeft ten aanzien van dynamische en statische handelingen, heeft de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd dat appellante weliswaar beperkingen heeft, maar dat er geen sprake is van een ernstige medische aandoening of stoornis en er geen aanwijzingen zijn voor andere afwijkingen. Ook volgen de gestelde beperkingen niet uit de medische stukken van de behandelend sector. Appellante heeft haar standpunt dat zij fors beperkt is op zitten, niet onderbouwd met een objectief medisch stuk. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is een uur zitten op een goede stoel of dynamische zitgelegenheid toelaatbaar. Een uur zitten is eveneens mogelijk als appellante kan verzitten, een andere houding kan aannemen, kan vertreden of naar eigen keuze kan zitten of staan. De rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook gevolgd in zijn standpunt dat appellante met de positieve allergietest van 30 maart 2023 haar allergie voldoende heeft geobjectiveerd en appellante daarvoor beperkt geacht in de FML van 17 april 2023 (lees: 11 april 2023). Verder heeft de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd dat geen sprake is van een urenbeperking. Bij de verzekeringsarts heeft appellante de klachten die zij ter zitting heeft genoemd zoals het niet kunnen slapen door pijnklachten en extra rustmomenten overdag niet genoemd. Ook uit de dagverhalen volgt niet dat appellante overdag rustmomenten houdt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft wel voldoende rekening gehouden met de pijnklachten en daarom op verschillende onderdelen van de FML beperkingen aangenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van appellante niet overschrijdt. Daar waar sprake is van signaleringen en mogelijke overschrijdingen, heeft de arbeidsdeskundige voldoende onderbouwd waarom de geselecteerde functies geschikt zijn.
2.5.
Wat betreft de geschiktheid van functie textielproductenmaker vanwege huisstofmijt heeft de rechtbank de arbeidsdeskundige gevolgd dat in de functie van medewerker gordijnen (SBC-code 111160) weliswaar wordt gewerkt met textiel, maar dat het gaat om schone stoffen. Het standpunt van appellante dat zij niet voldoet aan opleidingsniveau 2, omdat zij niet over een getuigschrift zou beschikken van het basisonderwijs, heeft de rechtbank verworpen. Ter zitting van de rechtbank op 21 april 2023 heeft appellante namelijk erkend dat zij in Marokko de basisschool volledig heeft doorlopen. Het Uwv heeft ter zitting aangevoerd dat uiteindelijk het opleidingsniveau van belang is bij het selecteren van de functies. Nu appellante de basisschool volledig heeft doorlopen in Marokko, past opleidingsniveau 2 bij haar bekwaamheden. Het ontbreken van een daadwerkelijk getuigschrift van het basisonderwijs heeft geen consequenties. Dat de functie medewerker tuinbouw niet geschikt is vanwege haar beperkte Nederlandse taalvaardigheid, wordt door de rechtbank niet gevolgd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemaakt dat appellante met haar taalvaardigheden en ervaring in Nederland deze functie kan uitoefenen. Daarbij is in de functie sprake van het spreken en lezen in de Nederlandse taal op een eenvoudig niveau om bijvoorbeeld codes op planten en stuifmeelbuis te kunnen vergelijken. De bekwaamheden van appellante zijn daarvoor ruim voldoende. Ook het standpunt van appellante dat de geselecteerde functies vanwege de totaalbelasting voor haar ongeschikt zijn, heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de door de arbeidskundige bezwaar en beroep hierover gegeven motivering, niet gevolgd.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante in aanvulling op de in beroep aangevoerde gronden naar voren gebracht dat zij recent een MRI heeft ondergaan waaruit de rugproblematiek blijkt. Als gevolg daarvan ervaart zij ernstige pijnklachten, waardoor zij geen goede nachtrust heeft en vermoeid is. Er geldt een urenbeperking zodat zij kan recupereren. Aanvullend heeft zij ter onderbouwing van haar rugklachten en haar beperkingen brieven van haar behandelend neuroloog van 11 mei 2023 en 5 juli 2023 ingestuurd. Ten slotte heeft appellante de Raad verzocht om een onafhankelijke medisch deskundige in te schakelen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. Door het Uwv wordt niet betwist dat appellante klachten ervaart, maar alleen beperkingen die het gevolg zijn van medisch objectiveerbare ziektes of gebreken worden in de FML opgenomen. Het Uwv heeft daarvoor verwezen naar de uitspraak van de Raad van 10 september 2020 [1] .
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante met ingang van 24 mei 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
4.2.
Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, is grotendeels een herhaling van de gronden die zij al in beroep naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft die gronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken. Het oordeel van de rechtbank en de aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. Daaraan wordt het volgende toegevoegd.
4.3.
De in hoger beroep ingezonden informatie van 11 mei 2023 en 5 juli 2023 van de behandelend neuroloog van appellante leidt niet tot een ander standpunt. Die informatie ziet niet op de medische situatie van appellante op de datum in geding, zijnde 24 mei 2021.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en het verzoek om een deskundige in te schakelen wordt afgewezen. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van A.M. Geurtsen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2024.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) A.M. Geurtsen