ECLI:NL:CRVB:2025:1001
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D. Hardonk-Prins
- J.J. Janssen
- B. Serno
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag vervoersvoorziening in de vorm van een pgb voor aanpassing van een autobus
In deze zaak gaat het om de afwijzing van de aanvraag van appellant voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor de aanpassing van een autobus. Appellant, die volledig rolstoelgebonden is, heeft een indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg en maakt gebruik van een vervoerspas voor Aanvullend Openbaar Vervoer (AOV). De ouders van appellant hebben een bus, maar deze is niet meer geschikt voor zijn huidige rolstoel. Appellant heeft het college verzocht om een pgb voor de aanpassing van een nieuwe autobus, maar het college heeft dit verzoek afgewezen. Het college stelt dat de AOV in combinatie met andere vervoersvoorzieningen adequaat is voor de vervoersbehoefte van appellant. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college terecht heeft besloten dat de AOV de goedkoopste en adequate voorziening is. De Raad wijst erop dat de praktische bezwaren van appellant tegen het gebruik van de AOV niet voldoende zijn om de afwijzing van het pgb te rechtvaardigen. De Raad concludeert dat het college de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen en dat appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.