ECLI:NL:CRVB:2025:1047
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet ongegrond in bestuursrechtelijke procedure betreffende machtiging belangenbehartiger
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Het verzet was ingesteld door de appellante, die werd vertegenwoordigd door een belangenbehartiger. De Centrale Raad had eerder op 5 december 2024 het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak niet-ontvankelijk verklaard, omdat de belangenbehartiger geen schriftelijke machtiging had overgelegd. Tijdens de zitting op 26 mei 2025 zijn de partijen niet verschenen. De Raad overwoog dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die erop wijzen dat de belangenbehartiger niet in verzuim is geweest. Ook is er geen verklaring gegeven voor het ontbreken van de machtiging. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 7 juli 2025.