In deze zaak gaat het om de definitieve vaststelling van de subsidie voor loonkosten op grond van de NOW-1 en de terugvordering van een eerder betaald voorschot. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het subsidiebedrag vastgesteld op nihil, omdat appellante een afkeurende accountantsverklaring heeft ingediend. Tijdens de zitting heeft de minister de grondslag van het bestreden besluit gewijzigd, maar de vaststelling op nihil gehandhaafd op basis van artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellante stelt dat zij recht heeft op een tegemoetkoming in de loonkosten, omdat zij ervan uitging dat de [naam B.V. 1] als zelfstandige NOW-groep zou worden gekwalificeerd. De Raad oordeelt dat het hoger beroep slaagt, omdat de minister in het bestreden besluit en tijdens de zitting geen inhoudelijke beoordeling heeft gegeven van de door appellante aangevoerde bezwaren. Het bestreden besluit kan niet in stand blijven vanwege gebrekkige motivering. De minister wordt opgedragen om opnieuw op het bezwaar van appellante te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak.