ECLI:NL:CRVB:2025:1089
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant per 1 oktober 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant, die zich op 11 juli 2019 ziekmeldde na een ongeval, betwist de conclusie van het Uwv en stelt dat hij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 4 juni 2025, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.B. Ullah, en een tolk. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.C. Puister. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend, omdat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend was en er geen aanleiding was om af te wijken van de vastgestelde belastbaarheid. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellant, ondanks zijn beperkingen, en dat er geen reden is voor een urenbeperking. De uitspraak van de Raad bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en houdt de weigering van de WIA-uitkering in stand.