ECLI:NL:CRVB:2025:1107
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante per 15 juni 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante betwist deze beslissing en stelt dat zij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor zij niet in staat zou zijn de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad volgt de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin is vastgesteld dat de medische beoordeling van appellante door deskundigen overtuigend is onderbouwd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen sprake was van een ernstige stemmingsstoornis of andere significante slaapstoornissen die de vermoeidheid van appellante konden verklaren. De Raad bevestigt dat de FML van 10 oktober 2023, die de beperkingen van appellante vastlegt, in overeenstemming is met de bevindingen van de deskundigen. De geselecteerde functies zijn in medisch opzicht passend, en de Raad oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de weigering van de WIA-uitkering blijft in stand.