ECLI:NL:CRVB:2025:1128

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
24/517 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijstand met ingang van 1 oktober 2022; verzoek om terugwerkende kracht afgewezen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de appellant verzocht om bijstand met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2022. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 juli 2025 uitspraak gedaan. De appellant ontving in de relevante periode een Anw-uitkering, die later is ingetrokken en teruggevorderd door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De appellant stelt dat hij door deze intrekking feitelijk geen inkomen had en dat er bijzondere omstandigheden zijn die toekenning van bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het verkeren in bijstandsbehoeftige omstandigheden op zich geen bijzondere omstandigheden oplevert die nopen tot toekenning van bijstand met terugwerkende kracht. De Raad concludeert dat de appellant in de periode van 1 mei 2022 tot en met 30 september 2022 over voldoende middelen beschikte om in zijn levensonderhoud te voorzien, ondanks de intrekking van de Anw-uitkering. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om bijstand met terugwerkende kracht af.

De uitspraak benadrukt dat de appellant, door de schending van de inlichtingenverplichting, niet in aanmerking komt voor een eerdere toekenning van bijstand. De kosten van het hoger beroep worden niet vergoed, omdat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

24.517 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 januari 2024, 23/3844 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 22 juli 2025
Zitting heeft: P.W. van Straalen
Griffier: B.F.C. Wiedenhof
Namens appellant is mr. N. Talhaoui, advocaat, ter zitting verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J. Wintjes.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om een besluit tot toekenning van bijstand met ingang van 1 oktober 2022. Appellant wil bijstand toegekend krijgen met ingang van 1 mei 2022. Volgens appellant zijn er in dit geval bijzondere omstandigheden om bijstand met ingang van een voor de melding gelegen tijdstip toe te kennen. Dat is het geval omdat hij met een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) tot intrekking en terugvordering van zijn uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw-uitkering) over de periode van 1 mei 2022 tot en met 30 september 2022 achteraf bezien feitelijk geen inkomen had. Hij wordt nu geconfronteerd met een schuld aan de Svb. Ook wijst appellant erop dat als hij de bijstand eerder had aangevraagd, deze zou zijn toegewezen. Deze grond slaagt niet. Daartoe is het volgende van belang.
Nog daargelaten dat volgens bestendige rechtspraak het verkeren in bijstandsbehoeftige omstandigheden geen bijzondere omstandigheden oplevert die nopen tot toekenning van bijstand met terugwerkende kracht, [1] verkeerde appellant helemaal niet in die behoeftige omstandigheden. Appellant kon in de periode van 1 mei 2022 tot en met 30 september 2022 feitelijk beschikken over middelen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Dat de Anw-uitkering met een besluit van 17 oktober 2022 is ingetrokken en de kosten van de Anw-uitkering zijn teruggevorderd, maakt dat niet anders. Dat appellant over voldoende middelen beschikte om in zijn levensonderhoud te voorzien betekent ook dat – anders dan appellant stelt – een eerdere aanvraag niet zou zijn toegekend. Dat appellant als gevolg van de schending van de inlichtingenverplichting en het daarop volgende besluit van de Svb tot intrekking en terugvordering van de Anw-uitkering geconfronteerd wordt met een schuld, levert geen bijzondere omstandigheden op.
Conclusie
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de toekenning van de bijstand per 1 oktober 2022 in stand blijft.
Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant ook geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) B.F.C. Wiedenhof (getekend) P.W. van Straalen

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:984.