ECLI:NL:CRVB:2025:1138

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
24/674 WAD
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van toelage munitieruimen op basis van de Inkomstenregeling militairen

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2025, wordt het beroep van appellant tegen het besluit van de Commandant Luchtstrijdkrachten van 13 februari 2024 ongegrond verklaard. De zaak betreft de weigering van een toelage voor munitieruimen op basis van artikel 19 van de Inkomstenregeling militairen (IRM). De Raad oordeelt dat appellant geen renovatiewerkzaamheden aan munitie verricht, wat een voorwaarde is voor het verkrijgen van de toelage. Appellant voert onderhoudswerkzaamheden uit, maar deze voldoen niet aan de criteria voor renovatie zoals gesteld in de IRM. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de commandant terecht heeft vastgesteld dat appellant niet in aanmerking komt voor de toelage, omdat de werkzaamheden niet onder de definitie van renovatiewerkzaamheden vallen. De Raad bevestigt dat het bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

24/674 WAD
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het beroep tegen het besluit van de Commandant Luchtstrijdkrachten van 13 februari 2024
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Commandant Luchtstrijdkrachten (commandant)
Datum uitspraak: 17 juli 2025

SAMENVATTING

In deze uitspraak komt de Raad tot het oordeel dat aan appellant terecht een toelage munitieruimen op basis van artikel 19 van de IRM is geweigerd. Appellant verricht geen renovatiewerkzaamheden als bedoeld in deze regeling.

PROCESVERLOOP

Met zijn uitspraak van 14 juli 2023 [1] heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 september 2022, 22/1458, vernietigd, het beroep tegen het besluit van 24 januari 2022 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb, [2] bepaald dat tegen een door de commandant nieuw te nemen besluit bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
Met een besluit van 13 februari 2024 (bestreden besluit) heeft de commandant het bezwaar van appellant tegen het besluit van 25 augustus 2021 opnieuw ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. T.A. van Helvoort, advocaat, tegen dat besluit beroep ingesteld. De commandant heeft een verweerschrift ingediend. Mr. Van Helvoort heeft namens appellant nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 19 juni 2025. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Helvoort. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M. Ju, mr. A.C.M. Winnubst en H.E. Beldman.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Voor een overzicht van de feiten verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 14 juli 2023.
1.1.
In die uitspraak heeft de Raad, kort weergegeven, overwogen dat in het besluit van 24 januari 2022 niet deugdelijk is gemotiveerd waarom de door appellant verrichte werkzaamheden geen aanspraak rechtvaardigen op de toelage munitieruimen. De commandant is daarom opgedragen om met inachtneming van de uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
1.2.
Aan het bestreden besluit ligt het volgende ten grondslag. De commandant is bij het standpunt gebleven dat appellant niet aannemelijk heeft kunnen maken dat hij werkzaamheden verricht die vallen onder artikel 19, eerste lid, aanhef en onder c, van de IRM. [3]
1.2.1.
Om op grond van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder c, punt 1, van de IRM voor de toelage munitieruimen in aanmerking te komen, moet sprake zijn van renovatiewerkzaamheden. Appellant heeft tijdens de hoorzitting verklaard dat hij onderhoudswerkzaamheden verricht aan de hoofdelementen van munitie. Deze werkzaamheden worden verricht aan de buitenzijde, en omvatten bijvoorbeeld het verwijderen van corrosie, het bijwerken van de verf of het met een speciale staalborstel schoonmaken van de schroefdraden. Het boren en frezen in de hoofdelementen doet appellant bijvoorbeeld niet, omdat daar het risico bestaat dat men blootgesteld kan worden aan TNT of kruit. Renovatiewerkzaamheden aan munitie komen toe aan de experts van de Explosieve Opruimingsdienst en het Defensie Expertisecentrum. Volgens de commandant betekent dit dat appellant geen renovatiewerkzaamheden aan munitie verricht. Hij verricht preventief of correctief onderhoud. Renovatiewerkzaamheden zijn andere werkzaamheden dan onderhoudswerkzaamheden. Alleen al om deze reden komt appellant niet in aanmerking voor de toelage.
1.2.2.
Daarnaast heeft de commandant zich op het standpunt gesteld dat appellant, anders dan hij betoogt, geen werkzaamheden verricht als vermeld in artikel 19, eerste lid, aanhef en c, punt l, sub g en i, van de IRM. De commandant heeft er daarbij op gewezen dat het verschil tussen (de-)assembleren en (de-)monteren in zijn algemeenheid zit in de complexiteit. Bij assemblage is vaak sprake van repeterende werkzaamheden, terwijl bij montage door de complexiteit meer inhoudelijke werkzaamheden plaatsvinden. Voor munitie betekent dit dat het verschil tussen assembleren en monteren kan worden aangeduid als het werken mét munitie enerzijds (assemblage) en het werken áán munitie anderzijds (montage). Om handelingen aan munitie uit te voeren, moet men de kwalificatie munitietechnicus hebben. Verder mogen renovatiewerkzaamheden uitsluitend worden verricht door een munitietechnicus én in een munitietechnische werkplaats. Volgens de commandant kan de werkplaats waar appellant werkt ([locatie] ) niet worden gekwalificeerd als een munitietechnische werkplaats, maar is het een munitie onderhoudsgebouw waar visuele inspecties van munitieartikelen plaatsvinden, munitieartikelen worden herverpakt en het fabriceren (confectioneren) van munitieartikelen wordt uitgevoerd. Appellant heeft volgens de commandant als taak om verschillende onderdelen van munitie tot samengestelde (vliegtuig)munitie te assembleren, ofwel het in elkaar zetten van de hoofdcomponenten. Hij haalt de munitie in hoofdcomponenten uiteen, of zet ze in elkaar waarbij er geen mogelijk contact met springstof, rooksas, lichtsas of brandsas aan de orde is. Het demonteren van de afzonderlijke onderdelen van munitie, bijvoorbeeld een buis of ontstekingsinrichting, behoort volgens de commandant niet tot de werkzaamheden van appellant.
1.2.3.
Tot slot heeft de commandant zich op het standpunt gesteld dat de veiligheidsmaatregelen die gelden voor appellant niet tot de conclusie kunnen leiden dat er aanspraak bestaat op de desbetreffende toelage. Deze maatregelen gelden bijvoorbeeld ook voor avionica technici en ook zij hebben geen aanspraak op de toelage.
Het standpunt van appellant
2. Appellant is het met het bestreden besluit niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

3. De Raad beoordeelt of het bestreden besluit stand kan houden aan de hand van wat appellant daartegen heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.1.
Uit wat partijen over de feitelijke werkzaamheden van appellant op de zitting hebben verklaard enerzijds en wat volgt uit de functiebeschrijving anderzijds maakt de Raad het volgende op. Het werk van appellant wordt volgens de functiebeschrijving verricht binnen de Sectie Munitieopslag van de Werkeenheid Munitieopslag, -assemblage en -transport van de Productverantwoordelijke Eenheid OPS-LOG van het 901 (Logistiek) Squadron binnen de [locatie] . Voor zover nu van belang heeft de functie van appellant als het gaat om munitie de volgende drie werkzaamheden: het zelfstandig uitvoeren van inspecties, het verrichten van correctief en preventief onderhoud en het assembleren en de-assembleren. Daargelaten of de werkzaamheden die appellant uitvoert taalkundig in meer of mindere mate het karakter van montage of assemblage hebben, is het voor de Raad voldoende duidelijk geworden dat appellant in ieder geval geen renovatiewerkzaamheden aan munitie verricht, zodat niet is voldaan aan de voorwaarden die in artikel 19, eerste lid, aanhef en onder c, punt l, van de IRM zijn gesteld aan het toekennen van een toelage munitieruimen. Wat appellant aan werkzaamheden verricht (inspecties daargelaten) is in de kern te duiden als onderhoudswerkzaamheden, wat appellant op de zitting zelf het ‘bijwerken’ van de munitie heeft genoemd. Voorbeelden daarvan zijn het verwijderen van corrosie, het opnieuw aanbrengen van laklagen en het schoonmaken van de schroefdraden. De Raad stelt vast dat dit soort werkzaamheden niet worden verricht teneinde de munitie te renoveren, of met andere woorden te vernieuwen. Verder is er geen direct contact met de feitelijk explosieve stof. Werkzaamheden waarbij dit laatste wel het geval is, zoals het boren en frezen, worden niet verricht door appellant. Tot slot vinden de werkzaamheden die appellant verricht plaats in een munitieonderhoudsgebouw, een locatie die deel uitmaakt van de gehele logistieke keten. Dat de werkzaamheden die ressorteren onder renovatiewerkzaamheden moeten plaatsvinden in een munitietechnische werkplaats is door appellant niet bestreden. Een en ander leidt tot de slotsom dat van renovatiewerkzaamheden in de hier bedoelde zin geen sprake is.
3.2.
Dit betekent dat appellant geen recht heeft op de door hem gevraagde toelage. Met de herziene motivering kan het nader besluit de rechterlijke toets doorstaan.

Conclusie en gevolgen

3.3.
Het beroep slaagt dus niet. Dit betekent dat het besluit van 13 februari 2024 in stand blijft.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep tegen het besluit van 13 februari 2024 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas als voorzitter en L.M. Tobé en J.P. Loof als leden, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2025.

(getekend) H. Lagas

(getekend) L.C. van Bentum

Bijlage: de voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 19 (Toelage munitieruimen) van de Inkomstenregeling militairen luidt sinds 1 januari 1996 als volgt:
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
a. geïmproviseerde explosieven:
1°. voorwerpen die stoffen bevatten die kunnen exploderen, rook verwekken of brandstichten en die zijn toegezonden of op een geïmproviseerde wijze zijn aangebracht of gedeponeerd met het oogmerk te doden, te verminken, te vernietigen, te beschadigen, brand of verwarring te stichten of te treiteren;
2°. voorwerpen die door de wijze van toezending, aanbrenging of deponering naar het oordeel van de commandant de indruk vestigen vorenbedoelde stoffen te bevatten;
b. categorie A:
1°. het onderzoeken of opruimen van in Nederland onbekende niet-gesprongen explosieven of munitie;
2°. het onschadelijk maken van explosieven – munitie daaronder begrepen – die door welke oorzaak dan ook in een gevaarlijke toestand zijn komen te verkeren of waarvan wordt aangenomen dat zij zich in een gevaarlijke toestand bevinden; daaronder wordt niet mede verstaan het door middel van een vernietigingslading doen springen van niet-geëxplodeerde munitie bij schietoefeningen;
3°. het gereedmaken van gevaarlijke explosieven of munitie voor vernietiging;
4°. het vervoeren van explosieven, bedoeld ten 1° en ten 2°, indien daarbij ontploffingsgevaar bestaat;
5°. het bergen van vliegtuigwrakken, indien daarbij ontploffingsgevaar van explosieven en munitie bestaat;
6°. het opgraven van stoffelijke overschotten, indien bij het opruimen van daarbij aangetroffen explosieven of munitie assistentie wordt verleend aan de Explosieven Opruimingsdienst;
c. categorie B
1°. renovatiewerkzaamheden aan eigen munitie of munitie van bekende samenstelling, omvattende:
(a). het verwijderen van niet afgevuurde ontstekingsdoppen uit hulzen;
(b). het plaatsen van ontstekingsdoppen in hulzen;
(c). het verwijderen van de voortdrijvende lading uit hulzen;
(d). het plaatsen van de voortdrijvende lading in hulzen;
(e). het depatroneren van patroonmunitie;
(f). het patroneren van patroonmunitie;
(g). het monteren van munitie, gevuld met springstof, rooksas, lichtsas of brandsas;
(h). het verwijderen van buizen of ontstekingsinrichtingen van munitie, indien dit op andere wijze dan met de normale munitie moet geschieden;
(i). het demonteren van buizen of ontstekingsinrichtingen;
(j). het schoonstralen met staalgrit van munitie, gevuld met springstof, rooksas, lichtsas of brandsas;
(k). het verwijderen van springstof, rooksas, lichtsas of brandsas uit munitie door middel van branden, stomen, steken, spoelen of schrappen;
(l). het boren, zagen, afdraaien of persen van springstof, rooksas, lichtsas of brandsas;
2°. onderzoekingswerkzaamheden aan eigen munitie of munitie van bekende samenstelling, waarbij tot gehele of gedeeltelijke demontage moet worden overgegaan.
2. De militair die een door de Commandant van het desbetreffende Operationeel Commando aan te wijzen functie vervult en die in opdracht van de commandant tot categorie A behorende werkzaamheden verricht, heeft aanspraak op een toelage, waarvan het bedrag wordt vastgesteld met toepassing van tabel 9. Indien die werkzaamheden (mede) betrekking hebben op geïmproviseerde explosieven worden bedoelde bedragen verdubbeld.
3. Aanspraak op de toelage, bedoeld in het tweede lid, heeft ook de militair die opvarende is van een door de commandant aan te wijzen vaartuig bestemd voor het transport van te vernietigen gevaarlijke explosieven of munitie, indien zodanige explosieven zich aan boord van dat vaartuig bevinden.
4. De militair van het Commando Landstrijdkrachten of het Commando Luchtstrijdkrachten die een door de Commandant Luchtstrijdkrachten of de Commandant Landstrijdkrachten aan te wijzen functie vervult en die in opdracht van de commandant tot categorie B behorende werkzaamheden verricht, heeft aanspraak op een toelage, waarvan het bedrag wordt vastgesteld met toepassing van tabel 9.
5. Aanspraak op de toelage, bedoeld in het vierde lid, heeft ook de militair van de Koninklijke landmacht of de Koninklijke luchtmacht die zich in opdracht van de commandant in een ruimte bevindt waarin te zelfder tijd tot categorie B behorende werkzaamheden worden verricht, indien dat met het oog op die werkzaamheden noodzakelijk is.

Voetnoten

2.2 Algemene wet bestuursrecht.
3.3 Inkomstenregeling militairen.